mhv1 onderwerp van een tekst bepalen

H1D - Onderwerp van een tekst
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1-3

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

H1D - Onderwerp van een tekst

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Brugklas - toetsweek 13 november
Lezen (cursus 1): par. 1 en par. 2 (woordraadstrategieën, onderwerp en hoofdgedachte).
Spelling (cursus 7): par. 1, 7, 8, 9, 10, 11 (hoofdletters en leestekens, pvtt, pvvt, vd)

Hoe leren? Heel veel oefenen!

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Planning
  • Huiswerk bespreken
  • Het onderwerp van de tekst bepalen - oriënterend lezen
  • Opdrachten maken
  • Opdrachten bespreken
  • Werkwoordspelling op laptop
  • Leerdoelen checken

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
1. Ik kan leesstrategieën gebruiken om bepaalde informatie uit teksten te halen.
2. Ik kan de betekenis van onbekende woorden in een tekst achterhalen met woordraadstrategieën.
3. Ik kan de betekenis van een onbekend woord opzoeken in een woordenboek. 
4. Ik kan het onderwerp van een tekst bepalen en formuleren.
5. Ik kan de hoofdgedachte van een tekst bepalen en formuleren.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Onderwerp
Oriënterend lezen om het onderwerp (waar de tekst over gaat) te bepalen. 

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk bespreken
Je maakt opdracht 1 en 2.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Oriënterend lezen
  • Lees de titel
  • Lees de deeltitels (kopjes)
  • Bekijk de illustraties (alle soorten plaatjes)
  • Lees de inleiding (vaak eerste alinea) 

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Pak tekst 4 erbij 
Arceer met een arceerstift alles wat je moet lezen/bekijken als je de tekst oriënterend leest.
Laten zien en bespreken

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Vragen maken
Lees de tekst oriënterend
  1. Welke overeenkomsten hebben teksten 4 en 5?
  2. Welke verschillen hebben teksten 4 en 5?
  3. Wat is het onderwerp van teksten 4 en 5? Begin je antwoord met: Het onderwerp van teksten 4 en 5 .......................... (vul aan met jouw antwoord). 
Lees de tekst zoekend
4. Welke tekst is recenter (nieuwer)?
5. In alinea 5 staat 'Is dat schadelijk?' Wat bedoelden ze met dat? (tekst 4)
6. Wat gebeurt er met de blaas als die extreem vol is? (tekst 4)
7. Hoe veel milliliter plas je gemiddeld per keer? (tekst 4)
timer
15:00

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Vragen bespreken
Lees de tekst oriënterend
  1. Welke overeenkomsten hebben teksten 4 en 5?
  2. Welke verschillen hebben teksten 4 en 5?
  3. Wat is het onderwerp van teksten 4 en 5? Begin je antwoord met: Het onderwerp van teksten 4 en 5 .......................... (vul aan met jouw antwoord). 
Lees de tekst zoekend
4. Welke tekst is recenter (nieuwer)?
5. In alinea 5 staat 'Is dat schadelijk?' Wat bedoelden ze met dat? (tekst 4)
6. Wat gebeurt er met de blaas als die extreem vol is? (tekst 4)
7. Hoe veel milliliter plas je gemiddeld per keer? (tekst 4)

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Begrijpen we nu de hele tekst?
Wat moeten we nog doen volgende keer?

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Werkwoordspelling
Online verder werken (zorg dat je het na de herfstvakantie af hebt);
OF extra uitleg en daarna verder werken.

Maar eerst! Pak je laptop erbij en log in op LessonUp.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Werkwoordspelling: Wat .........(weerhouden) je ervan om die som te maken?
A
weerhoud
B
weerhoudt
C
weerhield
D
weerhouden

Slide 14 - Quiz

Misconcepten:
b ik-vorm + t bij jij-vorm, terwijl het alleen ik-vorm moet zijn.
c zin niet goed lezen / tijd niet goed interpreteren.
d enkelvoud ipv meervoud (niet goed lezen?)
Werkwoordspelling: Wat .........(weerhouden) je broer ervan om die som te maken?
A
weerhoud
B
weerhoudt
C
weerhield
D
weerhouden

Slide 15 - Quiz

Misconcepten:
a ik-vorm toepassen om 'je' achter de persoonsvorm staat, terwijl je een bez. vnmw bij het onderwerp is.
c zin niet goed lezen / tijd niet goed interpreteren.
d enkelvoud ipv meervoud (niet goed lezen?)
Werkwoordspelling: Ik ..... (houden) vroeger niet zo van spruitjes.
A
houdt
B
hield
C
hielt
D
hielden

Slide 16 - Quiz

Misconcepten:
a = automatisch tegenwoordige tijd invullen, zonder naar signaalwoord van tijd te kijken.
c ik-vorm + t in vt (waar het tt moet zijn)
d meervoud ipv enkelvoud (niet goed lezen wie de persoon is (ow + pv)
Werkwoordspelling: Wij ..... (onderscheiden) ons in de les vorige week met onze extreem goed voorbereide presentatie.
A
onderscheiden
B
onderscheidden
C
onderschieden
D
onderscheidde

Slide 17 - Quiz

Misconcepten:
a niet gelet op signaalwoorden van verleden tijd OF ik vorm + den niet toepassen voor verleden tijd.
c sterk werkwoord maken waar het een zwak werkwoord is.
d. vergeten om -n toe te voegen. 
Voltooid deelwoord
A
Hij heeft gestund
B
Hij heeft gestundt
C
Hij heeft gestunt
D
Hij heeft gestuntt

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Voltooid deelwoord
A
Zij heeft beloofd
B
Zij heeft belooft
C
Zij heeft beloofdt
D
Zij heeft beloovt

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Werkwoordspelling
Online verder werken (zorg dat je het na de herfstvakantie af hebt);
OF extra uitleg en daarna verder werken.

Maar eerst! Pak je laptop erbij en log in op LessonUp.

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen - volgende keer
1. Ik kan leesstrategieën gebruiken om bepaalde informatie uit teksten te halen.
2. Ik kan de betekenis van onbekende woorden in een tekst achterhalen met woordraadstrategieën.
3. Ik kan de betekenis van een onbekend woord opzoeken in een woordenboek. 
4. Ik kan het onderwerp van een tekst bepalen en formuleren.
5. Ik kan de hoofdgedachte van een tekst bepalen en formuleren.

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Maak de laatste vragen over teksten 1, 2 en 3 en lever deze in wanneer je klaar bent. 

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Heb jij het leerdoel behaald?
Ik kan het onderwerp van een tekst bepalen en formuleren.



Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Heb jij het leerdoel behaald?
''Ik kan het onderwerp van een tekst bepalen en formuleren.''
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Poll

This item has no instructions

Voltooid deelwoord
  1. Zij hebben de hele avond ... (dansen)
  2. Elke keer raakt meneer Kok weer ... (verbazen)
  3. Ryan en Rayan hebben nog niet zo veel geld ... (verdienen)
  4. Haar zus heeft zich helemaal ... (opdoffen)
  5. Hij heeft dat oude vrouwtje ... (beroven)

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Slide 26 - Mind map

This item has no instructions


Slide 27 - Open question

This item has no instructions

Slide 28 - Slide

This item has no instructions