mhv1 onderwerp van een tekst bepalen

HV1B - Onderwerp van een tekst
1 / 33
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1-3

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

HV1B - Onderwerp van een tekst

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Lezen in leesboek
timer
15:00

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
1. Ik kan leesstrategieën gebruiken om bepaalde informatie uit teksten te halen.
2. Ik kan de betekenis van onbekende woorden in een tekst achterhalen met woordraadstrategieën.
3. Ik kan de betekenis van een onbekend woord opzoeken in een woordenboek. 
4. Ik kan het onderwerp van een tekst bepalen en formuleren.
5. Ik kan de hoofdgedachte van een tekst bepalen en formuleren.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Vragen maken
Lees de tekst oriënterend
  1. Welke overeenkomsten hebben teksten 4 en 5?
  2. Welke verschillen hebben teksten 4 en 5?
  3. Wat is het onderwerp van teksten 4 en 5? Begin je antwoord met: Het onderwerp van teksten 4 en 5 .......................... (vul aan met jouw antwoord). 
Lees de tekst zoekend
4. Welke tekst is recenter (nieuwer)?
5. In alinea 5 staat 'Is dat schadelijk?' Wat bedoelden ze met dat? (tekst 4)
6. Wat gebeurt er met de blaas als die extreem vol is? (tekst 4)
7. Hoe veel milliliter plas je gemiddeld per keer? (tekst 4)
timer
15:00

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Vragen bespreken
Lees de tekst oriënterend
  1. Welke overeenkomsten hebben teksten 4 en 5?
  2. Welke verschillen hebben teksten 4 en 5?
  3. Wat is het onderwerp van teksten 4 en 5? Begin je antwoord met: Het onderwerp van teksten 4 en 5 .......................... (vul aan met jouw antwoord). 
Lees de tekst zoekend
4. Welke tekst is recenter (nieuwer)?
5. In alinea 5 staat 'Is dat schadelijk?' Wat bedoelden ze met dat? (tekst 4)
6. Wat gebeurt er met de blaas als die extreem vol is? (tekst 4)
7. Hoe veel milliliter plas je gemiddeld per keer? (tekst 4)

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Werkwoordspelling
Pak je laptop erbij en log in op LessonUp.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

te(n) in de verleden tijd
de(n) in de verleden tijd
juichen
menen
voeren
kussen
leven
bouwen
hakken
boffen

Slide 8 - Drag question

This item has no instructions

Onderwerp
Onderwerp
Ik
Wij
Jij
Jullie
Hij, zij, het
Zij
Tegenwoordige tijd
Infinitief
Infinitief
Infinitief
Stam+t
Stam+t
Stam

Slide 9 - Drag question

This item has no instructions

We hebben de werkwoordspelling ......
We hebben deze les dus al hard....
Nu weet ik precies hoe dit werkwoord .... moet worden!
herhaalt
herhaald
gewerkt
gewerkd
gespelt
gespeld
gespeldt

Slide 10 - Drag question

This item has no instructions

Werkwoordspelling: Wat .........(weerhouden) je ervan om die som te maken?
A
weerhoud
B
weerhoudt
C
weerhield
D
weerhouden

Slide 11 - Quiz

Misconcepten:
b ik-vorm + t bij jij-vorm, terwijl het alleen ik-vorm moet zijn.
c zin niet goed lezen / tijd niet goed interpreteren.
d enkelvoud ipv meervoud (niet goed lezen?)
Werkwoordspelling: Wat .........(weerhouden) je broer ervan om die som te maken?
A
weerhoud
B
weerhoudt
C
weerhield
D
weerhouden

Slide 12 - Quiz

Misconcepten:
a ik-vorm toepassen om 'je' achter de persoonsvorm staat, terwijl je een bez. vnmw bij het onderwerp is.
c zin niet goed lezen / tijd niet goed interpreteren.
d enkelvoud ipv meervoud (niet goed lezen?)
Werkwoordspelling: Ik ..... (houden) vroeger niet zo van spruitjes.
A
houdt
B
hield
C
hielt
D
hielden

Slide 13 - Quiz

Misconcepten:
a = automatisch tegenwoordige tijd invullen, zonder naar signaalwoord van tijd te kijken.
c ik-vorm + t in vt (waar het tt moet zijn)
d meervoud ipv enkelvoud (niet goed lezen wie de persoon is (ow + pv)
Werkwoordspelling: Wij ..... (onderscheiden) ons in de les vorige week met onze extreem goed voorbereide presentatie.
A
onderscheiden
B
onderscheidden
C
onderschieden
D
onderscheidde

Slide 14 - Quiz

Misconcepten:
a niet gelet op signaalwoorden van verleden tijd OF ik vorm + den niet toepassen voor verleden tijd.
c sterk werkwoord maken waar het een zwak werkwoord is.
d. vergeten om -n toe te voegen. 
Voltooid deelwoord
A
Hij heeft gestund
B
Hij heeft gestundt
C
Hij heeft gestunt
D
Hij heeft gestuntt

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Voltooid deelwoord
A
Zij heeft beloofd
B
Zij heeft belooft
C
Zij heeft beloofdt
D
Zij heeft beloovt

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Werkwoordspelling
Online verder werken (zorg dat je het na de herfstvakantie af hebt);
OF extra uitleg en daarna verder werken.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
1. Ik kan leesstrategieën gebruiken om bepaalde informatie uit teksten te halen.
2. Ik kan de betekenis van onbekende woorden in een tekst achterhalen met woordraadstrategieën.
3. Ik kan de betekenis van een onbekend woord opzoeken in een woordenboek. 
4. Ik kan het onderwerp van een tekst bepalen en formuleren.
5. Ik kan de hoofdgedachte van een tekst bepalen en formuleren.

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Planning
  • Terughalen kennis vorige lessen
  • Het onderwerp van de tekst bepalen
  • Opdrachten maken
  • Opdrachten bespreken
  • Leerdoel checken

Vrijdag: werkwoordspelling - uitleg

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Welke leesstrategieën ken je nog?

Slide 20 - Open question

This item has no instructions

Welke leesstrategie gebruik je om te bepalen waar de tekst over gaat (onderwerp)?

Slide 21 - Open question

This item has no instructions

Onderwerp
Oriënterend lezen om het onderwerp (waar de tekst over gaat) te bepalen. 

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Oriënterend lezen
  • Lees de titel
  • Lees de deeltitels (kopjes)
  • Bekijk de illustraties (alle soorten plaatjes)
  • Lees de inleiding (vaak eerste alinea) 

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Pak tekst 4 erbij 
Arceer met een arceerstift alles wat je moet lezen/bekijken als je de tekst oriënterend leest.
Laten zien en bespreken

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Begrijpen we nu de hele tekst?
Wat moeten we nog doen volgende keer?

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen - volgende keer
1. Ik kan leesstrategieën gebruiken om bepaalde informatie uit teksten te halen.
2. Ik kan de betekenis van onbekende woorden in een tekst achterhalen met woordraadstrategieën.
3. Ik kan de betekenis van een onbekend woord opzoeken in een woordenboek. 
4. Ik kan het onderwerp van een tekst bepalen en formuleren.
5. Ik kan de hoofdgedachte van een tekst bepalen en formuleren.

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Maak de laatste vragen over teksten 1, 2 en 3 en lever deze in wanneer je klaar bent. 

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Heb jij het leerdoel behaald?
Ik kan het onderwerp van een tekst bepalen en formuleren.



Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Heb jij het leerdoel behaald?
''Ik kan het onderwerp van een tekst bepalen en formuleren.''
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Poll

This item has no instructions

Voltooid deelwoord
  1. Zij hebben de hele avond ... (dansen)
  2. Elke keer raakt meneer Kok weer ... (verbazen)
  3. Ryan en Rayan hebben nog niet zo veel geld ... (verdienen)
  4. Haar zus heeft zich helemaal ... (opdoffen)
  5. Hij heeft dat oude vrouwtje ... (beroven)

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Slide 31 - Mind map

This item has no instructions


Slide 32 - Open question

This item has no instructions

Slide 33 - Slide

This item has no instructions