Herhalen 7.4 Globaliseren

• Economie
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 4

 Globalisering verandert de wereld

globalisering

Wat is globalisering?

1. Handel en kennis uitwisselen
2. Een product
3. Verhuizen van mensen
4. Groeiende economie

Als je in Duitsland naar de kapper gaat is dat:

1. Importeren
2. Exporteren
3. Wederuitvoer
4. Globalisering

Globalisering kan zorgen voor economische groei, maar ook voor werkloosheid.
Daarover gaan de volgende zinnen.
1 Een bedrijf verhuist naar een lagelonenland om goedkoper te produceren.
2 Het wordt voor bedrijven makkelijker om in een ander land te produceren.
3 Nederlandse fabrieksarbeiders verliezen hun baan.
Wat is de juiste volgorde?

1. Globalisering → 1 → 3 → 2 → werkloosheid
2. Globalisering → 2 → 1 → 3 → werkloosheid
3. Globalisering → 3 → 2 → 1 → werkloosheid
4. Globalisering → 2 → 3 → 1 → werkloosheid

Als een product wordt geproduceerd en geëxporteerd door het land dat dit het beste en goedkoopst kan, noem je dat

1. Vrijhandel
2. Internationale arbeidsverdeling
3. Globalisering
4. Exportquote

Trees zegt: ‘Door de toegenomen internationale arbeidsverdeling is globalisering ook toegenomen.’

‘Dus de importquota en exportquota van veel landen zijn ook groter geworden,’ zegt Jeroen.
Wie heeft gelijk?

1. Trees
2. Jeroen
3. Beiden
4. Geen van beiden

Globalisering zorgt voor steeds meer onderlinge contacten

1. ja
2. nee
3. in rijke landen
4. in arme landen

De volgende zin gaan over globalisering. Welke is juist?

1. Door globalisering wordt de handel met het buitenland steeds lastiger.
2. Internet heeft het proces van globalisering versneld.
3. Nu we te maken hebben met globalisering wordt de hele wereld geen vrijhandelszone.
4. Steeds minder producten of ingrediënten komen uit het buitenland.

De mate waarin een land beter/goedkoper produceert dan andere landen

1. EMU
2. Protectie
3. Int. concurrentiepositie
4. Globalisering

Door globalisering komt er steeds meer internationale arbeidsverdeling

1. onjuist
2. juist

Wat is géén voorbeeld van globalisering.

1. Via internet kun je over de hele wereld shoppen.
2. Ons rundvlees komt uit Argentinië.
3. Sommige mensen willen de euro afschaffen.
4. Steeds meer Nederlanders vinden een baan in China.

Wat is een economisch voordeel van globalisering?

1. Regionale ongelijkheid neemt toe
2. Producten worden goedkoper voor de consument
3. Periferie kan niet meedoen aan vrije markt
4. Sommige regio's worden armer en sommige rijker

Wat is geen nadeel van globalisering

1. De werkgelegenheid afgenomen in gebieden waar het productiewerk weg is gehaald
2. De kloof tussen arme en rijke landen is toegenomen
3. De kloof binnen landen tussen rijke en arme mensen is toegenomen
4. Meer werkgelegenheid in gebieden die productiewerk hebben overgenomen

Wat heeft geen invloed op de internationale concurrentiepositie?

1. Goed onderwijs
2. Technologische ontwikkelingen
3. Goede gezondheidszorg
4. De handel binnen het land

Hoe kan je de internationale concurrentiepositie verbeteren?

1. De stijging van lonen beperken
2. inflatie stimuleren
3. Arbeidsproductiviteit verbeteren
4. Inflatie beperken

Twee stellingen over de internationale concurrentiepositie van een land (zelf ook kunnen uitleggen!!!!!!!!!!:
I: de internationale concurrentiepositie verbetert als de arbeidsproductiviteit toeneemt.
II: de internationale concurrentiepositie verbetert als de infrastructuur van het land verbetert.

1. Stelling I is juist en stelling II onjuist
2. Stelling I is onjuist en stelling II is juist
3. Beide zijn juist
4. Beide stellingen zijn onjuist

Wat is internationale arbeidsverdeling,

1. Producten worden zo dichtbij mogelijk gemaakt
2. Producten worden gemaakt waar ze dit het beste kunnen
3. Producten worden gemaakt waar ze dit het goedkoopste kunnen
4. Dit komt door nieuwe technologieën.

Internationale arbeidsverdeling ontstaat door

1. Internationale concurrentie
2. Protectionisme
3. Nationale concurrentie
4. Vrijhandel

Wat is de logische uitkomst bij internationale arbeidsverdeling?

1. China maakt een fiets, Nederland een iPhone
2. China maakt een iPhone, Nederland een fiets
3. China maakt beiden. Nederland niets.
4. Nederland maakt beiden. China niets.