NT2 GRAMMATICA Inversie

Inversie
Je leert hoe je inversie toepast in een zin.
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Inversie
Je leert hoe je inversie toepast in een zin.

Slide 1 - Slide

Inversie <- >
Normaal: 
Onderwerp - werkwoord - rest van de zin
Ik bel morgen.

Tijd vooraan in de zin?
tijd - werkwoord - onderwerp
Morgen bel ik.

Slide 2 - Slide

Inversie <- >
Plaats vooraan in de zin?
plaats - werkwoord - onderwerp
Op school schrijven we met potlood.

Vraag met en zonder vraagwoord?
(vraagwoord) werkwoord - onderwerp - rest van de zin
Waarom bel je morgen?                                 Bel je morgen?

Slide 3 - Slide

Inversie <- >
Daarom
Waarschijnlijk
Helaas vooraan in de zin?
ander woord - werkwoord - onderwerp - rest - 2e werkwoord
Helaas  moeten we met potlood schrijven.
Daarom moeten we met potlood schrijven.
Waarschijnlijk moeten we met potlood schrijven.

Slide 4 - Slide

<- >
Dus:
begint de zin met een tijd of plaats?
Dan: 
eerst werkwoord en dan onderwerp.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Staan de woorden in de goede volgorde?

Slide 7 - Slide

Gestolen is mijn fiets vandaag.
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quiz

Volgende week ga ik op vakantie.
A
Ja
B
Nee

Slide 9 - Quiz

Haar docent kan goed lesgeven.
A
Ja
B
Nee

Slide 10 - Quiz

Vanavond ik wil spaghetti eten.
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quiz

Ik heb een onvoldoende daarom.
A
Ja
B
Nee

Slide 12 - Quiz

In het weekend ga ik reizen naar mijn opa en oma.
A
Ja
B
Nee

Slide 13 - Quiz

Daarna ik ga weer naar huis.
A
Ja
B
Nee

Slide 14 - Quiz

Daarna ik ga weer naar huis.
A
Ja
B
Nee

Slide 15 - Quiz

Dus ga ik nu fietsen.
A
Ja
B
Nee

Slide 16 - Quiz

Woordvolgorde
Schrijf de woorden in de juiste volgorde.
Denk aan hoofdletters en punten!

Slide 17 - Slide

begint- De les- om - negen - uur - morgen

Slide 18 - Open question

tot- vandaag - heb - ik - geslapen - uur - tien

Slide 19 - Open question

gekocht - waarschijnlijk - hij - een - fiets - heeft - nieuwe

Slide 20 - Open question

woordenboek - daarom - ik - heb - gekocht - een

Slide 21 - Open question

werken - moet -ik - morgen

Slide 22 - Open question

Taal Compleet - doen- we - gaan - eerst

Slide 23 - Open question

koffie - ik - station - op - het - kopen - wil

Slide 24 - Open question

koffie - ik - kon - gisteren - geen - kopen

Slide 25 - Open question

mee - neem - vandaag - ik - dus - geld

Slide 26 - Open question

koffie - ik - trein - in - de - kan - drinken

Slide 27 - Open question

Woordvolgorde
Maak A tot Zin 4.4 blz 126
oefeningen 1, 2 en op de laptop 4.4

Slide 28 - Slide