§1 Herhaling spelling

Spelling leerjaar 1
§1: hoofdletters en leestekens
§2: bijvoeglijk naamwoord
§3: meervouden
§4: verkleinwoorden

Lesdoel: herhalen en kennen van de spellingsregels uit jaar 1
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Spelling leerjaar 1
§1: hoofdletters en leestekens
§2: bijvoeglijk naamwoord
§3: meervouden
§4: verkleinwoorden

Lesdoel: herhalen en kennen van de spellingsregels uit jaar 1

Slide 1 - Slide


Slide 2 - Open question


Slide 3 - Open question

Hoofdletters
  • Begin van een zin;
  • Bij (aardrijkskundige) namen;
  • Officiële feestdagen;
  • Historische gebeurtenissen;
  • Instellingen, verenigingen of bedrijven.

Dagen, maanden, seizoenen en windstreken geen hoofdletter.
Tussenvoegsels in namen geen hoofdletter.

Slide 4 - Slide

Leestekens .?!
Een zin eindigt met een:
- Punt (gewone zin)
- Vraagteken (vraagzin)
- Uitroepteken (een zin met extra nadruk)


Slide 5 - Slide

Leestekens ,
Je schrijft een komma:
- Tussen twee persoonsvormen (Als je rent, ben je sneller.)
- Voor voegwoorden als maar, want, terwijl, omdat, enz. (Ik wil wel, maar ik mag niet.)

Let op: in principe geen komma voor en en of.


Slide 6 - Slide

lotte van der veen gaat iedere lente naar de canarische eilanden omdat het daar bijna altijd mooi weer is

Slide 7 - Open question

als ik schaatster ireen wüst zie denk ik direct aan de olympische spelen

Slide 8 - Open question

Bijvoeglijk naamwoord
Korte en lange vorm (zwart - zwarte)
Van de korte naar de lange vorm:
  • -e achter het woord (mooi - mooie)
  • laatste medeklinker verdubbelen (wit - witte)
  • klinker verwijderen (geel - gele)
  • f > v (lief - lieve)
  • s > z (wijs - wijze)
  • combinatie (loos - loze)

Slide 9 - Slide

Meervouden -en
  • -en achter het woord (stoel - stoelen)
  • klinker weghalen (been - benen)
  • medeklinker verdubbelen (vis - vissen)
  • f > v (duif - duiven)
  • s > z (kies - kiezen)
  • combinatie (kaas - kazen)


Slide 10 - Slide

Meervouden 's en s
Vaste s:
- Na medeklinker (tafel - tafels)
- Na e of é (tante - tantes, café - cafés)
- Na 2 of 3 klinkers die 1 klank vormen (etui - etuis, cadeau - cadeaus)
's:
- Na a, i, o, u, y (auto - auto's)
- Na afkortingen (wc - wc's)
- Na 2 of 3 klinkers die meer klanken vormen (radio - radio's, cavia - cavia's)

Slide 11 - Slide

Meervouden na ee en ie
ee: 
- Soms -s (chimpansees), soms ën (zeeën)
ie:
- Klemtoon op ie > +ën (industrie - industrieën)
- Klemtoon niet op ie > ¨op e +n (porie - poriën)

Slide 12 - Slide

Noteer het meervoud van
abrikoos

Slide 13 - Open question

Noteer het meervoud van
bureau

Slide 14 - Open question

Noteer het meervoud van
fantasie

Slide 15 - Open question

Verkleinwoorden
Uitgang achter het woord: je, pje, tje of etje
- Soms medeklinker verdubbelen (gum - gummetje)
- Woord eindigend op ng: soms -etje (gang - gangetje), soms g > k (koning - koninkje)
- Woord eindigend op a, é, o, u: klinker verdubbelen (pizza - pizzaatje)
- Woord eindigend op i: i > ie (ski - skietje)
- Woord eindigend op medeklinker+y: ' voor uitgang (party - party'tje)
- Afkortingen: ' voor uitgang (wc - wc'tje)
- Soms worden korte klanken in het verkleinwoord lang (vat - vaatje)

Slide 16 - Slide

je
pje
tje
etje
ng > nk
bel
film
muilezel
elastiek
kerstman
gebak
verrassing
uniform
cadeau

Slide 17 - Drag question

Bij welk onderdeel heb je nog extra hulp/uitleg nodig?
hoofdletters en leestekens
bijvoeglijk naamwoord
meervoud
verkleinwoorden
geen

Slide 18 - Poll

Cursus 7, §1: maak de opdrachten

Slide 19 - Slide