Oefeningen: leerstof inoefenen via Bookwidgets, taken...
Google Classroom:24 - 25 Nederlands 4mwb
Schrijftaken, spreektaken, groepsopdrachten
Rubriek: evaluatiecritria
vaacj
j7izasw
Slide 10 - Slide
Groepjes: wat hebben jullie gemeenschappelijk?
Slide 11 - Slide
groepjes van 4
Je krijgt een speelkaart.
Ga samenzitten met leerlingen die hetzelfde nummer hebben als jij.
Jullie vormen een team.
timer
3:00
Slide 12 - Slide
Wat hebben jullie gemeenschappelijk?
Elk team krijgt een hand-out met tien vragen.
Bespreek de vragen in je groepje. Iedereen is aan het woord.
Zoek 3 kenmerken die jullie gemeenschappelijk hebben aan de hand van het gesprek.
Bedenk ook 1 vraag die je wil stellen aan je leerkracht.
timer
15:00
Slide 13 - Slide
Uitdagingen
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
timer
1:00
Welk woord wordt korter als je er twee letters aan toevoegt?
Slide 16 - Slide
KORT
Slide 17 - Slide
timer
1:00
Ik zit niet in een eeuw, wel in een jaar. Niet in een seizoen, wel in een maand. Niet in een week, maar wel in een dag. Wat ben ik?
Slide 18 - Slide
de letter a
Slide 19 - Slide
timer
1:00
Wanneer noemen we het cijfer 2 geen 2 maar tien?
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
Wat is alleen van jou, en toch gebruikt iedereen het?
Slide 22 - Slide
je naam
Slide 23 - Slide
over je naam gesproken...
Los de woordzoeker zo snel mogelijk op!
Slide 24 - Slide
Bedenk bij elke letter van het alfabet een woord dat te maken heeft met onze school. Doe dit binnen 3 minuten.
timer
3:00
WOORDENSCHAT
Slide 25 - Slide
Schrijf een voorwerp, een persoon, ... op een leeg blad. Dit blad wordt doorgegeven aan een volgende groepje, maar het groepje mag niet zien wat erop staat. Stel vragen aan de andere groep om erachter te komen wie of wat je bent.
spreekvaardigheid
timer
3:00
Slide 26 - Slide
Wie is de spelkampioen?
Je leerkracht leest een tekst voor. Van elk groepje komt er iemand aan bord. Schrijf op wat de leerkracht dicteert. Van zodra je een fout maakt, moet je gaan zitten. Welk groepje blijft het langst aan bord?
schrijfvaardigheid
Slide 27 - Slide
Schrijf een naamgedicht met het woord NEDERLANDS. Het gedicht moet over het vak gaan. De leerkracht kiest het mooiste gedicht.
schrijfvaardigheid
Slide 28 - Slide
Per groepje krijg je een foto van een huis. Let op: iemand bekijkt de foto, iemand tekent. Deze persoon mag de foto niet zien! Teken het huis zo goed mogelijk na op basis van de beschrijvingen van je groepsgenoot.