week 5 algemene oncologie

Algemene oncologie
pathologie module 4 hoofdstuk 1
1 / 28
next
Slide 1: Slide
AFPMBOStudiejaar 2

This lesson contains 28 slides, with text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 300 min

Items in this lesson

Algemene oncologie
pathologie module 4 hoofdstuk 1

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Het ontstaan van een gezwel (tumor)
  • 60 biljard cellen
  • continue deling ter vervanging van oude of beschadigde cellen 
  • kanker ontstaat wanneer 1 cel ander gedrag gaat vertonen en zich niet meer aan de groeiregels houdt: onafhankelijk groeipatroon/ autonome groei. Deze cel deelt zich etc: tumor
  • goedaardig/kwaadaardig
  • oorzaak van dit ontsporen niet altijd duidelijk. Aantal zaken die hier invloed op kunnen hebben zijn wel bekend
  • Met name chromosomen tijdens de celdeling zijn heel gevoelig voor schade

Slide 3 - Slide

Risicofactoren voor het ontsporen van de celgroei:
  • erfelijkheid: 5%
  • virussen: HPV & HIV
  • chemische stoffen: asbest (mesothelioom), cytostatica
  • straling: UV, Röntgen, radioactieve straling
  • voedingsgewoonten: rood vlees, obesitas
  • roken: niet alleen longkanker
  • alcohol
  • hormonen: oestrogeen, progesteron, testosteron

Slide 4 - Slide

Waar ontstaat de tumor
cellen delen vaak: meer kans, cellen delen niet vaak: minder kans
Het vaakst:
  • huid
  • spijsverteringskanaal
  • luchtwegen
  • geslachtsorganen
  • beenmerg
  • steunweefsel van zenuwcellen 

Slide 5 - Slide

Goedaardige tumoren (benigne)
  • langzame groei
  • blijven binnen het kapsel: expansieve groei
  • zaaien niet uit
  • glad oppervlak en liggen los in het weefsel 
  • vaak eenvoudig chirurgisch te verwijderen
  • alleen dodelijk wanneer het op de verkeerde plek groeit
  • naamgeving eindigt op -oom ( niet altijd, want melanoom)
  • soms is de naam afgeleid van het weefsel: naevus = moedervlek

Slide 6 - Slide

Kwaadaardige tumoren (maligne)
  • groeien snel
  • houden zich niet aan weefselgrenzen: infiltratieve groei
  • dringen weefsel binnen en vernietigen het
  • onregelmatig oppervlak, voelen vast aan en zijn niet beweeglijk
  • via bloed en lymfe worden de kwaadaardige cellen verplaatst naar andere delen van het lichaam: metastasen
  • zonder behandeling altijd dodelijk 
  • naamgeving eindigt op carcinoom/sarcoom

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

adenoom vs adenocarcinoom
Boek pathologie blz 102

Slide 9 - Slide

  • carcinoom als het uitgaat van epitheel of dekweefsel
  • sacroom als het uitgaat van steunweefsel
  • carcinoma in situ : carcinoom in aanleg, wordt bijvoorbeeld gevonden bij onderzoek na afwijkende uitstrijk

Slide 10 - Slide

Waarom zou je benigne tumoren willen verwijderen?

Slide 11 - Slide

Maligne tumoren
Uitbreiding via
  • infiltratie: aggresieve doorgroei in omliggende weefsels
  • hematogene metastasering: tumor groeit bloedvat in en daar gaan maligne cellen mee met het bloed
  • lymfogene metastasering: tumor groeit lymfevat in en daat gaan maligne cellen mee met lymfe
  • biopsie/punctie: entmetastasen
  • doorgroei in bijzondere ruimten: pleuritis carcinomatosa, peritonitis cancinomatosa, door ontsteking vocht: ook daardoor weer verspreiding
  • metastasen vaak in lymfeklieren, lever, longen, hersenen en botten

Slide 12 - Slide

symptomen bij gemetastaseerde maligniteit
ernstige vermoeidheid
vermagering
slechte eetlust
pijn

Slide 13 - Slide

Onderzoek tumoren
  • anamnese met LO, inspectie, palpatie & auscultatie
  • bloedonderzoek: aantonen functiestoornissen
  •  röntgenonderzoek: dichte structuren goed zichtbaar maken
  • CT-scan: geeft 3 dimensionaal beeld van bloedvaten/organen mbv Röntgenstraling
  • PET-CT-scan: radioactieve vloeistof wordt opgenomen door cellen met hoge stofwisseling, daardoor worden deze zichtbaar
  • echografie: onderscheid tussen harde en zachte structuren
  • MRI: 3 dimensionaal beeld met behulp van elektromagnetische straling
  • scintigrafie: specifieke radio actieve stof wordt toegediend om specifiek weefsel zichtbaar te maken
  • endoscopie: kijk onderzoek waarbij evt biopt afname of proefexcisie 

Slide 14 - Slide

Algemene behandeling van gezwellen
  • curatief: gericht op genezing
  • adjuvant: aanvullend op curatief om niet zichtbare metastasen aan te pakken
  • neo-adjuvant: voorafgaand op curatief om de slagingskans te vergroten
  • palliatief: afremmen tumor groei ten behoeve van levensverlenging of vermindering van klachten 

Slide 15 - Slide

Voor elke algemene behandeling kan gekozen worden voor verschillende vormen

Slide 16 - Slide

Chirurgisch
  • de tumor exideren: wegsnijden, lijkt dit volledig dan is de operatie curatief
  • onderzoek door de patholoog: tumor en snijranden
  • evt weghalen omliggend weefsel en lymfklieren: radicale behandeling
  • wanneer veel extra weefsel verwijderd moet worden is dat een mutilerende ingreep
  • operatie alleen ter vermindering van klachten: palliatief

Slide 17 - Slide

Radiotherapie
  • Röntgen straling, elektronen straling,  fotonenstraling (uitwendig)& radioactieve straling (inwendig)
  • de straling zorgt ervoor dat de aangedane cellen niet meer kunnen delen
  • vooral cellen die zich in de delingsfase bevinden zijn heel bevattelijk
  • snel delende cellen zijn het meest gevoelig voor straling: naast kanker cellen zijn dit beenmergcellen, huidcellen, geslachtscellen, darmcellen.
  • Bijwerkingen: bloedarmoede, haaruitval, onvruchtbaarheid, misselijkheid, diarree.
  • lange termijn complicaties: beschadiging lymfe na ontsteking ten gevolge van bestraling: lymfe oedeem
  • hoe preciezer hoe beter en vaak in combi met andere therapie

Slide 18 - Slide

Chemotherapie
  • doden van cellen of remming celdeling
  • cytostatica
  • vaak in combi met andere therapie, wordt in kuren gegeven
  • iv, im of per os
  • heeft effect door het hele lichaam op alle snel delende cellen
  • Bijwerkingen: problemen bij de huid, slijmvliezen, maag-darmkanaal , klieren, bloed, voortplantingsorganen. 
  • Soms ook nadelig effect op werking van bijvoorbeeld zenuwstelsel, hart & nieren: neurologische verschijnselen,  ritmestoornissen, hartfalen, nierfalen

Slide 19 - Slide

Hormonale therapie
  • in het geval van een hormoongevoelige tumor
  • lichaamseigen hormonen worden geremd of geblokkeerd, de hormoonreceptoren op de tumorcellen worden bezet door antihormonen. 
  • antihormoon van  oestrogeen is tamoxifen: bij mammacarcinoom

Slide 20 - Slide

Immunotherapie en doelgerichte therapie
  • soms kunnen tumorcellen worden opgespoord door hte immuun systeem en zelfs worden vernietigd, maar meestal lukt dit niet of onvoldoend 
  • het immuunsysteem kan worden geactiveerd om tegen de tumor celen in actie te komen
  • lymfocyten worden uit het bloed gehaald, worden in een laboratorium gevoelig gemaakt voor de tumor cellen, worden daarna al dan niet gekoppeld aan cytostatica of radioactieve stoffen vallen ze, terug in het lichaam, de tumor cellen aan om te doden of ze remmen de groei: monoklonale antilichamen
  • targeted therapie / doelgerichte therapie

Slide 21 - Slide

Tijdens en na de behandeling
overleef stand
bijwerkingen
complicaties/gevolgen
wel/niet schoon
mentaal en lichamelijk
(rouw)verwerking
acceptatie
onzekerheid
vijf- & tienjaarsoverleving

Slide 22 - Slide

Preventie en opsporing
Opsporing vroeg:
  • herkennen van verschijnselen
  • zelfonderzoek
  • bevolkingsonderzoek: borstkanker, baarmoederhalskanker, darmkanker
vroege verschijnselen:
  • zweer in de mond die niet geneest
  • heesheid/hoest/slikproblemen
  • veranderd ontlastingspatroon + bloed/slijm
  • veranderingen huid
  • abnormaal vaginaalbloedverlies
  • gewichtsverlies zonder aanleiding

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Video

Slide 25 - Video

Slide 26 - Link

Slide 27 - Video

Slide 28 - Link