spelling opdr 22-29

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo lwoo, b
• Leerjaar 1

Spelling

persoonsvorm verleden tijd. 

klankvaste werkwoorden

Lesdoelen

Na deze les: 

- kun je de juiste spelling toepassen op de persoonsvorm in de verleden tijd. 

- kun je benoemen wat klankvaste werkwoorden zijn. 

Weet je nog hoe je de persoonsvorm kan vinden? Schrijf het hieronder op.

Wat is de pv van deze zin:

Mijn broer kan heel goed voetballen.

Wat is de pv van deze zin:

De radio staat de hele dag aan.

Wat is de pv van deze zin:

Hier binnen is het lekker warm.

Wat is de pv van deze zin:

Overal hangen camera's.

Klankvaste werkwoorden

Klankvaste werkwoorden of regelmatige werkwoorden.

De klank verandert niet als je ze in de verleden tijd zet. 

Ik fiets / ik fietste 

ik vis / ik viste

 Ik voel / ik voelde

Uitleg: Verleden tijd – klankvaste werkwoorden

Bij sommige klankvaste werkwoorden hoor je hoe je ze moet spellen in de verleden tijd. 

Je hoort aan de uitspraak of je +te of +de moet schrijven.

Tijdens deze fase van de les geef je uitleg en doe je het leren voor (modellen).

Spellingsregels persoonsvorm verleden tijd (pv vt)

Klankvaste werkwoorden

huilen - Ik huilde nooit. / Ik huil nooit.

maken - Ik maakte pannenkoeken. / Ik maak pannenkoeken. 

Bij klankvaste werkwoorden hoor je soms hoe je de pv moet spellen in de verleden tijd. 

Uitleg

Tijdens deze fase van de les geef je uitleg en doe je het leren voor (modellen).

Je gaat altijd uit van de ik-vorm +te(n) of ik-vorm +de(n)

Klankvaste werkwoorden

huilen - Ik huil nooit / Ik huilde nooit.

maken - Ik maak pannenkoeken / Ik maakte pannenkoeken. /

Bij klankvaste werkwoorden hoor je soms hoe je de pv moet spellen in de verleden tijd. 

ik-vorm

Tijdens deze fase van de les geef je uitleg en doe je het leren voor (modellen).

Vul de pv verleden tijd in:
Ik lach - ...

Vul de pv verleden tijd in:
wij dansen - ...

Vul de pv verleden tijd in:
Mijn oma beeft -

Vul de pv verleden tijd in:
het vliegtuig landt - ...

Heel werkwoord

Een heel werkwoord is een werkwoord dat eindigt op -en

bijvoorbeeld:

rennen, vliegen, springen

Schrijf het hele werkwoord op:
geef

Schrijf het hele werkwoord op:
werk

Schrijf het hele werkwoord op:
smeer

Schrijf het hele werkwoord op:
liegt

Huiswerk

maak opdracht 22 tm 29

blz 22-25