Frans les maken

Bonjour la classe 

2ht

Uitleg passé composé

Om te vertellen wat je hebt gedaan, gebruik je in het frans passé composé. Deze tijd maak je met een vorm van avoir en een voltooid deelwoord (parlé bijvoorbeeld) het voltooid deelwoord is stam (heel werwoord -er) + é

Doelen 

Aan het einde van deze les kan je

1. Werkwoorden vervoegen 

2. Een voorbeeld geven van passé composé

3. de onregelmatige werkwoorden benoemen 

 

	Uitgang	Habiter	Wonen
Je	-e	J'habit e	ik woon
Tu	-es	Tu Habit e	jij woont
Il/Elle	-e	il/elle habit e	hij/zij woont
on	-e	on habi te	wij wonen
nous	-ons	nous habit ons	wij wonen
vous	-ez	vous habit ez	jullie wonen/ u woont
ils/elles	-ent	ils/elles habit ent	zij wonen

J'ai (Gepraat)

1. parles
2. parlé
3. parle
4. parlez

(Wij hebben) gepraat

1. Nous ont
2. Nous as
3. Nous avez
4. Nous avons

Wij hebben geklets

1. j'ai discuté
2. il a discuté
3. Nous avons discuté
4. ils sont discuté

ik ben geweest

1. j'ai etes
2. j'ai été
3. j'ai ete
4. j'ai

Passé composé onregelmatige werwoorden

de passé composé van de werkwoorden avoir, être  en faire is onregelmatig 

voorbeeld: 

avoir = j'ai eu = ik heb gehad

avoir	j'ai eu	ik heb gehad
être	j'ai été	ik ben geweest
faire	j'ai fait	ik heb gedaan

ik heb gedaan

1. j'ai faite
2. j'ai fait
3. j'ai faites
4. j'ai faitez

interdit(e)

malheureusement

la salle de bains

la cuisine

casse-pied

de keuken

vervelend

verboden

helaas

de badkamer

Tu habites où?

Tu habites dans une maison?

Tu as un animal?

Comment tu trouves ta chambre

On aime faire du sport

Wij vinden het leuk om te sporten

Woon jij in een huis?

Hoe vind jij jouw slaap kamer

Waar woon je?

Heb jij een dier?