Een fietser trekt op vanuit stilstand met een versnelling van 0,25 m/s². Wat is zijn snelheid na 20 seconden?
En in km/h?
Slide 16 - Slide
Reader mr. Versteegh
Schrijf je naam op de voorkant
Steek hem in je boek als je gaat
Raak hem niet kwijt, hij is ook om uit te leren voor de toets
Staat ook op teams (dus print hem opnieuw als je hem kwijt raakt)
Slide 17 - Slide
Opgaven Reader: 2, 10, 11, 12
Ik loop eerst even rond om iedereen aan het werk te zien, daarna vragen
Boek --> Buur--> Bureau
Heb je het af? Doe 1 t/m 9
timer
5:00
Formules voor nu:
dus ook:
dus ook:
a=ΔtΔv
Δv=veind−vbegin
Δv=a⋅Δt
Δt=aΔv
v=ΔtΔx
Δt=teind−tbegin
Δx=xeind−xbegin
Δx=v⋅Δt
Δt=vΔx
1sm=3,6hkm
Slide 18 - Slide
Zelfstandig werken
eerste 5min. alleen & in stilte
Lees in je boek blz: 119 t/m 120
En maak opgaven in deze volgorde:
15 t/m 24 --> dit is huiswerk
timer
5:00
Slide 19 - Slide
Tegenwerkende krachten leveren
A
arbeid
B
negatieve arbeid
C
snelheid
D
negatieve snelheid
Slide 20 - Quiz
Arbeid
De hoeveelheid energie die een voorwerp krijgt door het met een kracht over een afstand te verplaatsen.
Slide 21 - Slide
Als de meewerkende krachten en de tegenwerkende krachten aan elkaar gelijk zijn dan:
A
is er een versnelling
B
is er een vertraging
C
blijft de snelheid constant
D
staat het voorwerp stil
Slide 22 - Quiz
Wat is de eenheid van Arbeid
A
N
B
Nm
C
J
D
W
Slide 23 - Quiz
Een auto rijdt uit stilstand weg bij een stoplicht. Wordt hier arbeid verricht?
A
Ja
B
Nee
Slide 24 - Quiz
Je houdt een tas van 5,0 kg 50 cm boven de grond vast gedurende 2,0 s. Hoe groot is de arbeid die je verricht?
A
98 J
B
2,5 J
C
2,5·10¹ J
D
0 J
Slide 25 - Quiz
Als een steen omhoog beweegt dan is de arbeid van de zwaartekracht:
A
positief
B
negatief
C
0
Slide 26 - Quiz
Een stoel, 25kg, wordt met een constante snelheid verschoven. Hierbij is een spierkracht van 180N nodig. Bereken de arbeid die de spieren toevoegen om de stoel 2,0 m te verschuiven