This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
§4.2 Arbeid
Lesplanning:
Terugblik vorige les
Uitleg arbeid
Opgaven §4.2 maken
Slide 1 - Slide
Lesdoelen
Aan het einde van de les kan je...
uitleggen in welke situaties een kracht arbeid verricht;
uitleggen in welke situaties de arbeid positief of negatief is.
Slide 2 - Slide
Om een voorwerp te versnellen heb je een ... nodig.
Slide 3 - Open question
Slide 4 - Slide
Bespreken opgave 12
Slide 5 - Slide
Arbeid
De hoeveelheid energie die een voorwerp krijgt door het met een kracht over een afstand te verplaatsen.
Slide 6 - Slide
Als je een object vasthoudt maar je beweegt niet.
Dan verricht je geen arbeid!
Slide 7 - Slide
Welke kracht verricht hier arbeid?
Slide 8 - Open question
Arbeid
W Arbeid J of Nm
F Kracht N
s afstand m
W=F⋅s
Slide 9 - Slide
Negatieve arbeid
W=F⋅s
WFsp=200⋅0,8=160Nm
WFz=−200⋅0,8=−160Nm
Slide 10 - Slide
* Voorbeeld fiets
Je fietst 10 m met een constante snelheid. Je spierkracht is 50 N. Je gewicht (zwaartekracht) is 600 N.
Bereken/bepaal de arbeid van de:
1. Spierkracht
2. Wrijvingskracht
3. Zwaartekracht
4. Normaalkracht
5. Totale arbeid
Slide 11 - Slide
Je fietst 10 m met een constante snelheid. Je spierkracht is 50 N. Je gewicht (zwaartekracht) is 600 N. Bereken de arbeid die de onderstaande krachten verrichten.
Spierkracht
Wrijvingskracht
Zwaartekracht
500 Nm
0 Nm
6000 Nm
500 Nm
0 Nm
6000 Nm
Slide 12 - Drag question
Je fietst 10 m met een constante snelheid. Je spierkracht is 50 N. Je gewicht (zwaartekracht) is 600 N.
WFsp=50⋅10=500Nm
WFw=50⋅10=500Nm
WFz=600⋅0=0Nm
Slide 13 - Slide
Aan de slag
§4.2 digitaal - opgave 16 t/m 22
Slide 14 - Slide
Schets het bijbehorende s,t-diagram
Ga naar ... (zie chat)
Wacht met tekenen tot het startsein.
Slide 15 - Slide
In formules staat de letter 's' voor:
A
snelheid
B
kracht
C
tijd
D
afstand
Slide 16 - Quiz
Tegenwerkende krachten leveren
A
arbeid
B
negatieve arbeid
C
snelheid
D
negatieve snelheid
Slide 17 - Quiz
Als de meewerkende krachten en de tegenwerkende krachten aan elkaar gelijk zijn dan: