This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Waarover gaat de toets?
Hoofdstuk 4 - belangrijkste onderwerpen:
Verschillende typen reacties
Moleculen bestaan uit atomen
Reactievergelijkingen opstellen
Reactievergelijkingen zijn heel erg belangrijk!
Slide 1 - Slide
Wat moet je ook weten?
Je kent het verschil tussen een fase-overgang , stoffen mengen/scheiden en een chemische reactie
Je kent het verschil tussen een ontleding en een verbranding
Je kunt uitleggen wat thermolyse, fotolyse, elektrolyse zijn
Je kunt een reactieschema van een reactie opstellen in woorden & met formules.
Je kunt een reactieschema kloppend maken
Slide 2 - Slide
Wat weet je al?
alle stoffen bestaan uit moleculen
stofeigenschappen
bij een chemische reactie veranderen stoffen blijvend
reactieschema maken
Slide 3 - Slide
Reactieverschijnselen
Waar je aan kunt zien dat er een reactie plaatsvindt:
veranderen van kleur, geur, smaak
ontstaan van rook, gassen, licht, warmte
Slide 4 - Slide
Hoe herken je een chemische reactie?
Door één of meerdere reactieverschijnselen waar te nemen EN verandering van stofeigenschappen:
Kleurverandering Ontstaan van gasbelletjes
Knal Lichtflits
Vuur Rook
Warmte Geur
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
0
Slide 7 - Video
ontleden - verbranden?
ONTLEDEN:
Als er maar 1 beginstof is en er is toch een reactie: ONTLEDEN
VERBRANDEN
Als er 2 beginstoffen zijn en 1 is zuurstof: VERBRANDEN.
Bij een verbranding ontstaan verbrandingsproducten.
Slide 8 - Slide
Reactieschema maken:
Zet een streep onder elke stof die je in de vraag tegenkomt
Zet de beginstoffen vóór de pijl
Zet de reactieproducten ná de pijl
Beginproducten --> Reactieproducten
Eerst hebben we dit gedaan in woorden, " waterstof + zuurstof --> water "
Daarna hebben we het geleerd in formules - waarvoor we eerst het verschil leerden tussen atomen en moleculen.
Slide 9 - Slide
Wat je al moet weten
Zuivere stoffen bestaan uit 1 soort moleculen
Bijna alle zuivere stoffen kan je ontleden (uit 1 stof ontstaan dan dus 2 of meer andere stoffen!)
Slide 10 - Slide
Formule van water: H2O
water
watermoleculen
2 waterstofatomen
en 1 zuurstofatoom
Slide 11 - Slide
Niet-ontleedbare stoffen
Als je een stof niet verder kunt ontleden, dan is het een element.
Elementen zijn losse atomen.
De eerste letter van een symbool ALTIJD een hoofdletter.
De tweede letter van een symbool ALTIJD een kleine letter.
Bijvoorbeeld Fe = ijzer
Slide 12 - Slide
volgende dia: jezelf overhoren/spel spelen
Slide 13 - Slide
www.cram.com
Slide 14 - Link
Verbinding
Een verbinding bestaat uit 2 of meer atomen die aan elkaar vastzitten.
Een verbinding is ontleedbaar
Een verbinding heeft totaal andere eigenschappen dan de elementen die in de verbinding voorkomen.
Een verbinding heeft een formule (H2O bijv.)
Verbindingen bestaan uit MOLECULEN
Slide 15 - Slide
Element
Een element bestaat uit 1 soort atomen
Een element is niet ontleedbaar
Een element heeft een symbool (hoofdletter+ soms ook kleine letter)
Voorbeelden van elementen:
H waterstof
He helium
Fe ijzer
Slide 16 - Slide
Reactievergelijkingen kloppend maken
Slide 17 - Slide
Onthouden:
Kleine getalletje in de molecuulformule. Bv 2 in SO2
Coëfficiënt: getal voor de molecuulformule. Bv 5 in 5NaCl
Sommige atomen zijn altijd met z'n tweeën:
Claartje Fietst In Haar Onderbroek Naar Breukelen
C, F, I, O, N en B dus :)
Slide 18 - Slide
Vervang de woorden door molecuulformules: methaan + zuurstof --> water + koolstofdioxide
Slide 19 - Open question
Reacties kloppend maken
Voor en na de pijl moeten van elke soort evenveel atomen zijn
Aan de moleculen zelf mag je niets veranderen (de index verandert niet)
Als je op een half getal uitkomt voor de moleculen, doe je alle getallen (coëfficiënten) keer 2
Uiteindelijk moeten de coëfficiënten de kleinst mogelijke hele getallen zijn.
Kijk voor meer uitleg de twee youtubefilmpjes die ik op Teams heb gezet.
Begin NIET met het veranderen van de coëfficiënt voor een "losse" (zoals bijvoorbeeld H of Fe) maar met een ingewikkeldere combi (bv H2O). De "losse" bewaar je tot het laatste moment.
Slide 20 - Slide
Reactievergelijkingen snappen (volgende slide)
Opdrachten:
1. Doe de inleiding. Zet daarbij bij hulpmiddelen de weegschaal aan. Dit doe je voor de drie reacties.
2. Daarna klik je op spel. Begin met niveau 1.
Slide 21 - Slide
phet.colorado.edu
Slide 22 - Link
Aan de slag
(link vorige slide) Doe de inleiding. Zet daarbij bij hulpmiddelen de weegschaal aan. Dit doe je voor de drie reactievergelijkingen.
(link vorige slide) Daarna klik je op spel. Begin met niveau 1, daarna niveau 2.
Maak uit het boek 65 t/m 69 als je dat nog niet gedaan had, kijk zelf na met het digiboek.
Daarna ben je klaar. Succes met de toets! Geef nog even een reactie op de volgende slide!
Slide 23 - Slide
Wat vond je van deze LessonUp? Geef een tip en een top.