Oefenen voor Taalverzorging periode 4

Welkom bij Nederlands
Jas aan de kapstok.
Telefoon in de koffer.
Geen eten/drinken of kauwgom. 
Op tafel:

- Leesboek
- laptop  (DICHT)
timer
5:00
socialiseren
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom bij Nederlands
Jas aan de kapstok.
Telefoon in de koffer.
Geen eten/drinken of kauwgom. 
Op tafel:

- Leesboek
- laptop  (DICHT)
timer
5:00
socialiseren

Slide 1 - Slide

VANDAAG:
  • Stil lezen
  • Praten over je boek
  • Oefenen voor de toets
  • Evalueren

Slide 2 - Slide

Stil lezen
timer
8:00

Slide 3 - Slide

Praten over je boek

Slide 4 - Slide

Aan het eind van de les zijn jullie beter voorbereid op de toets van ma 23 mei. 

Slide 5 - Slide

Oefenen in LessonUp
Graag inloggen in deze LessonUp

Slide 6 - Slide

Een bijwoordelijke bepaling (bwb) geeft antwoord op vragen als: Waar? Waarheen? Waarom? Waardoor? Waarvandaan? Wanneer? Hoe?

Slide 7 - Slide

Noteer twee vraagwoorden waarmee je een bijwoordelijke bepaling in een zin kunt vinden.
A
waarheen?
B
hoe?
C
waarom?
D
waarvandaan?

Slide 8 - Quiz

Noteer de bijwoordelijke bepalingen:

Morgen vertrekken we naar Zuid-Frankrijk.

Slide 9 - Open question

Noteer de bijwoordelijke bepalingen:

Tennisser Haasse heeft in drie sets verloren van Djokovic.

Slide 10 - Open question

Vul aan met een bwp:
In Nijkerk heeft een felle brand gewoed....
A
het was heel eng
B
in een scheepswerf

Slide 11 - Quiz

Vul aan met een bwp:
Messi heeft vier keer gescoord ....

Slide 12 - Open question

Benoem de onderstreepte zinsdelen. Kies uit: de persoonsvorm (pv), het onderwerp (ow), het gezegde (gez.). het lijdend voorwerp (lv), meewerkend voorwerp (mv) en bijwoordelijke bepaling (bwb). 

Slide 13 - Slide



In Nederland heeft twee procent van de volwassen Nederlanders een voedselallergie.


Slide 14 - Open question


In het programma ‘Wie is de mol’ moeten kandidaten zoveel mogelijk geld verdienen.
 

Slide 15 - Open question


In veel gevallen hebben mannetjesvogels de mooiste veren.


Slide 16 - Open question


Door een rauw ei te schudden kun je eiwit en eigeel mixen.

Slide 17 - Open question

Kies het juiste woord.

Ik vind spruitjes een stuk viezer [als|dan] zuurkool.

A
als
B
dan

Slide 18 - Quiz

Kies het juiste woord.

Wist jij dat Nederland veel kleiner is [als|dan] Spanje?
A
als
B
dan

Slide 19 - Quiz

Vul het juise woord in:

Mijn kleine zusje is even groot [als|dan] zijn tweelingbroertje.
A
als
B
dan

Slide 20 - Quiz

Vul het juiste woord in:

Gijs heeft net zoveel films gezien [als|dan] Thomas.
A
als
B
dan

Slide 21 - Quiz

** Na de stellende trap gebruik je het woordje als. Vaak gebruik je ook de woorden even of (net) zo. Bijvoorbeeld:
– Mijn moeder kan net zo snel fietsen als ik.
Na de vergrotende trap gebruik je het woordje dan. Bijvoorbeeld:
– Mijn vader kan sneller fietsen dan ik.

Slide 22 - Slide

Maak zelf een zin met de volgende woorden en gebruik de vergrotende of overtreffende trap.

Floris – dansen – goed – Igor

Slide 23 - Open question

Maak zelf een zin met de volgende woorden en gebruik de vergrotende of overtreffende trap.

Vorig jaar – was – koud – dit jaar

Slide 24 - Open question

Noteer de juiste vorm van het werkwoord.

Wat is daar [...]
A
gebeurt
B
gebeurd

Slide 25 - Quiz

Noteer de juiste vorm van het werkwoord:

De code van de kluis is
A
veranderd
B
verandert
C
veranderdt

Slide 26 - Quiz

Noteer de juiste vorm van het werkwoord:

Onze coach [...] straks het team van de tegenpartij naar hun kleedkamer.
A
begeleid
B
begeleidt
C
begeleit

Slide 27 - Quiz

Welke bewering is juist?
A
Als je een woord met de –s eraan vast verkeerd uitspreekt, gebruik je ‘s.
B
Het meervoud van woorden eindigend op -y maak je met -en.
C
Woorden die eindigen op -ie krijgen altijd -s.

Slide 28 - Quiz

Noteer het meervoud van de volgende woorden.
1. bikini 2. kangoeroe 3. tube 4. penalty

Slide 29 - Open question

Hoe ging het meedoen in de LessonUp?

Wist je al veel?
Moet je nog veel leren voor de toets?

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide