Week 01 - H6 §6.29 tm 6.35

1 / 25
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Vandaag...
  1. Terugblik (15 minuten)
  2. Leerdoelen (5 minuten)
  3. Uitleg §6.22 (10 minuten)
  4. Opdracht 6.30 & 6.31 (10 minuten)
  5. Uitleg §6.23 (10 minuten)
  6. Zelfstandig werken (15 minuten)
  7. Afsluiten (15 minuten)

Slide 3 - Slide

Terugblik, waar hebben we het over gehad?
  • Vraag en aanbod
  • Evenwichtsprijs en evenwichtshoeveelheid
  • Primaire vs. Luxe goederen
  • Concrete vs. abstracte markten
  • Vraag naar arbeid vs. aanbod van arbeid

Slide 4 - Slide

Sleep de vraag- en aanbodlijn naar de juiste lijn in de grafiek
Evenwichtspunt
Evenwichtsprijs
Vraaglijn (Qv)
Evenwichtshoeveelheid
Aanbodlijn (Qa)

Slide 5 - Drag question

Concrete markt
Abstracte markt

Slide 6 - Drag question

Vraag naar arbeid
Aanbod van arbeid
Werkgever
Werknemer
Werkgelegenheid
Beroepsbevolking
Vacatures
Werklozen

Slide 7 - Drag question

Formatieve toets Hoofdstuk 6
Formatieve toets Hoofdstuk 6: 14 januari 2025
Beoordeling: OMVG
Stof: Hoofdstuk 6 + bouwstenen H6

Slide 8 - Slide

Leerdoelen, aan het einde van de les kun je...
  1. Uitleggen wat arbeidsproductiviteit, werkgelegenheid en (productie)waarde is.
  2. De arbeidsproductiviteit berekenen.
  3. Het werkloosheidspercentage berekenen.
  4. Uitleggen wat flexwerk is en wat hier allemaal onder valt.

Slide 9 - Slide

Arbeidsproductiviteit (apt)
  • De arbeidsproductiviteit (apt) is de gemiddelde productie per werknemer per tijdseenheid. Of: productie(waarde) per persoon in een periode.
  • Productie(waarde): (de waarde van) alle gemaakte producten. Kan om aantallen of om geld gaan.
  • Werkgelegenheid: Het aantal mensen dat bij de productie betrokken is.

Slide 10 - Slide

Arbeidsproductiviteit (apt)
  • Arbeidsproductiviteit = Productie(waarde) / werkgelegenheid
  • Bijvoorbeeld: in een stal zitten 20.000 kippen, zij leggen 18.000 eieren per dag. Wat is de arbeidsproductiviteit per week?
  • 18.000 / 20.000 = 0,9 per dag
  • Een kip (werknemer, werkgelegenheid) legt 0,9 eieren (productie(waarde)) per dag (periode). 
  • 0,9 x 7 = 6,3 per week
  • Wat wil een stijging van het apt zeggen?

Slide 11 - Slide

Arbeidsproductiviteit (apt)

Slide 12 - Slide

De arbeidsproductiviteit per uur kan toenemen door:

  • betere arbeidsverdeling
  • betere scholing
  • betere kapitaalgoederen (bijv. machines)


Een stijging van de apt levert een bedrijf financiële ruimte op, welke zij op verschillende manieren gebruikt:
  • de prijzen verlagen (zonder dat dit ten koste gaat van de marge);
  • de lonen verhogen (zonder dat dit leidt tot prijsstijgingen of winstdalingen);
  • extra winst, die kan worden uitgekeerd of kan worden geïnvesteerd.



Slide 13 - Slide

Opdracht 6.30 & 6.31
Wat? H6 Opdr. 6.30 & 6.31 (blz. 86 & 87) 6.31 gaan we zo bespreken!
Hoe? In stilte
Hulp? Vraag het aan de docent!
Tijd? 10 minuten
Klaar? Verder met opdracht 6.31 t/m 6.35
(antwoordboekje staat online)
timer
10:00

Slide 14 - Slide

Opdracht 6.31
Van een land is de productiewaarde € 180 miljard per jaar. De beroepsbevolking bestaat uit 4,5 miljoen personen. De arbeidsproductiviteit per persoon is € 40.000 per jaar.
  • a. Toon met een berekening aan dat de hele beroepsbevolking aan het werk is.
  • 180 miljard / 40.000 = 4,5 miljoen werkenden nodig.
Dit land voert een deel van haar productie af naar het buitenland. De vraag naar producten vanuit het buitenland neemt sterk af. De ondernemers kunnen hierdoor minder verkopen, waardoor de productiewaarde naar € 162 miljard daalt. De arbeidsproductiviteit en de beroepsbevolking blijven gelijk.
  • b. Bereken hoeveel mensen nodig zijn om de productiewaarde van € 162 miljard te realiseren.
  • € 162 miljard /40.000 = 4,05 miljoen werkenden nodig.

Slide 15 - Slide

Opdracht 6.31
  • a. Toon met een berekening aan dat de hele beroepsbevolking aan het werk is.
  • 180 miljard / 40.000 = 4,5 miljoen werkenden nodig.
  • b. Bereken hoeveel mensen nodig zijn om de productiewaarde van € 162 miljard te realiseren.
  • € 162 miljard /40.000 = 4,05 miljoen werkenden nodig.
  • c. Bereken de omvang van de werkloosheid bij deze productiewaarde.
  • 4,5 miljoen - 4,05 miljoen = 0,45 miljoen werklozen.
  • Het werkloosheidspercentage is het aantal werklozen in procenten van de beroepsbevolking.
  • d. Bereken het werkloosheidspercentage bij een productiewaarde van € 162 miljard.
  • Werkloosheidspercentage = 0,45 / 4,5 x 100% = 10%

Slide 16 - Slide

§6.23 Flexwerk
Flexwerk= Werk waarbij je geen "vast contract" (vast aantal uren). En dus minder zekerheid van werk en inkomen!
  1. Vaste contracten zonder een vast aantal uren
  2. Tijdelijke oproepcontracten
  3. Mensen die vanuit een uitzendbureau werken
  4. Oproep- en invalkrachten
  5. ZZP'ers kunnen ook tot flexwerkers gerekend worden.

Slide 17 - Slide

Voor- en nadelen flexwerk
  • + makkelijker te combineren met studie 
  • + vrijheid
  • - geen zekerheid inkomen 
  • - geen vaste inkomen

Slide 18 - Slide

Zelfstandig werken!
Wat? H6 Opdr. 6.29 t/m 6.35 (blz. 85 t/m 88) 
Hoe? Overleggen mag, fluisteren
Hulp? Vraag het aan de docent!
Tijd? Tot 14:20. Hierna gaan we de opdrachten direct
bespreken!
Klaar? Nakijken of leren voor Formatieve toets.
(antwoordboekje staat online)
timer
20:00

Slide 19 - Slide

Formatieve toets Hoofdstuk 6
Formatieve toets Hoofdstuk 6: 14 januari 2025
Beoordeling: OMVG
Stof: Hoofdstuk 6 + bouwstenen H6

Slide 20 - Slide

Wat heb je geleerd?
Wat heb je geleerd?

Slide 21 - Slide

De vraagfunctie is 𝑄𝑣 = -15.000P + 180.000 en de aanbodfunctie is 𝑄𝑎 = 10.000P - 20.000. Wat is de omzet in de evenwichtssituatie?(noteer als 1.234,56, 2 decimalen)

Slide 22 - Open question

De vraagfunctie is 𝑄𝑣 = -15.000P + 180.000 en de aanbodfunctie is 𝑄𝑎 = 10.000P - 20.000. Wat is de minimale leveringsbereidheid? (noteer als 12,34, 2 decimalen)

Slide 23 - Open question

De vraagfunctie is: Qv =60−3P. Welk punt ligt op deze lijn?
A
P = 10, Q = 45
B
P = 5, Q = 45
C
P = 5, Q = 50
D
P = 10, Q = 30

Slide 24 - Quiz

1.
hogere arbeidsproductiviteit
hogere welvaart
De arbeidsproductiviteit is laag. Thomas, een
collega van Edwin, zegt dat een hogere
arbeidsproductiviteit leidt tot een hogere welvaart.
Hieronder staan de tussenstappen in de redenering
2.
3.
4.
5.
lagere verkoopprijs
lagere arbeidskosten per product
stijging van de koopkracht

Slide 25 - Drag question