GT H9.1-H9.2

GTL H9
1 / 42
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

Items in this lesson

GTL H9

Slide 1 - Slide

Planning tot kerst:
H12 Elektriciteit + H9 Schakelingen

week 46: 12.1 Stroom en spanning 
week 47: 12.2 Spanning transformeren + 12.3 Serie- en  Parallel
week 48: 12.4 Elektriciteit en veiligheid 
week 49:  9.1 Weerstanden + 9.2 LDR en NTC 
week 50: 9.3 Schakelen met een relais + 9.4 Elektronische schakelingen 
week 51: Praktische opdracht voor een cijfer!
week 1: Herhaling H12 en H9 + oefentoets maken
week 2: Bespreken oefentoets + PTA H12 + H9 op 18 januari 2024

Slide 2 - Slide

H9 Schakelingen
9.1 Weerstanden + 9.2 LDR en NTC
9.3 Schakelen met een relais + 9.4 Elektronische schakelingen

Aan het einde van dit hoofdstuk weet ik hoe een inbraakalarm werkt!

Herhaling H12/H9 + Oefentoets + PTA H12 en H9 (18 jan '24)


Slide 3 - Slide

Leerdoelen van H9.1 Weerstanden
  • Ik kan uitleggen wat het begrip weerstand is.
  • Ik kan rekenen met de formule U = I x R (wet van Ohm; R = U : I).
  • Ik weet hoe je de codering van een weerstand werkt en kan ik toepassen

  • Aan het einde van dit hoofdstuk weet ik hoe een inbraakalarm werkt!

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Weerstand (R)
Een apparaat levert weerstand.
Des te groter de weerstand, 
des te kleiner de stroomsterkte wordt.



U = I x R                                                                                   R = U : I
grootheid
symbool
eenheid
symbool
weerstand
R
Ohm

Slide 6 - Slide

H12.3 Vervanginsweerstand

vervangingsweerstand = Totale weerstand

In serie:

  • Rv = R1 + R2 + R2 + ....

In Parallelschakeling:

  • 1/Rv = 1/R1 + 1/R2 + ...
  • Rv = (R1 x R2)/(R1 + R2)
Stel F1 = 20 Ω  en F2 = 5 Ω => wat is Rv bij serie/parallel
  • In serie: Rv = 20 + 5 = 25 Ω
  • In parallel: Rv = (20 x 5)/(20+5) = 100/25 = 4 Ω


20 Ω
20 Ω
5 Ω
5 Ω

Slide 7 - Slide

Werken met                                  weerstanden
Elektronicaweerstandjes: (vaak) in serie
Serieschakeling 
  • Itot = I1 = I2 = ..      én     Utot = U1 + U2 + ...
Parallelschakeling 
  • I tot = I1 + I2 + ...    én    Utot = U1 = U2 = ..
  •  Met een weerstandje kun je de spanning en de stroomsterkte  verdelen over de verschillende onderdelen in een schakelschema (printplaat)   

Slide 8 - Slide

De elekronicaweerstand
  • Een weerstand wordt gemaakt door een dun laagje koolstof op een glasstaafje aan te brengen.

  • Hoe dunner laagje koolstof                        => hoe hoger de weerstand.

  • Temperatuur hoger                                   => weerstand hoger.

Slide 9 - Slide

Kleurcodering: Binas 13 
Reken uit hoe groot bovenstaande weerstand is?
  • A: geel = 4
  • B: paars = 7
  • D: rood = 2
  • T: goud = 5%
  • R = 4700 Ω +/- 5%
  • R = 4700 Ω +/- 235 Ω

Slide 10 - Slide

De weerstand bepalen/berekenen
Je kunt op twee manieren achter de waarde van een weerstand komen:
  1. Door de spanning en de stroomsterkte te meten.
  2. De kleurencodes aflezen van de weerstand.
1
2

Slide 11 - Slide

Opg. 6a p.17
Bert sluit een weerstand aan op een voedingskastje. Hij stelt de spanning in op 9,0 V. Daarna meet hij de stroomsterkte door de weerstand: 20 mA
Bereken de waarde van Berts weerstand.
Gegevens:
  • U = 9,0 V
  • I = 20 mA = 0,020 A

Gevraagd:
  • R = ? Ohm
Formule:
  • U = I x R  => R = U : I
Uitwerking:
  • R = 9,0 : 0,020 = 450 Ohm
Antwoord:
  • De weerstand is 450 Ohm

Slide 12 - Slide

9.1 Weerstanden
BRUIN-ZWART-GEEL-ZILVER
100000 Ohm +/- 10 %
GROEN-BLAUW-BRUIN-GOUD
560 Ohm +/- 5%
BRUIN-ZWART-ZWART-GOUD
10 Ohm  +/- 5%

Slide 13 - Slide

In het figuur is een practicum met twee weerstanden.
Hoe zijn de weerstanden geschakeld?
A
serie
B
parallel
C
zowel serie als parallel
D
kan geen uitspraak over gedaan worden

Slide 14 - Quiz

Een weerstand...
A
kan de stroom versterken.
B
is een drukschakelaar.
C
kan een stroom(pje) tegen houden.
D
is de stand van de zon, t.o.v. het weer

Slide 15 - Quiz

Wanneer je in een serieschakeling meer weerstanden toevoegd, dan wordt de totale weerstand steeds ....
A
Groter
B
Kleiner

Slide 16 - Quiz

Een weerstand heeft een waarde
van 42000 ohm. Wat is de
kleurencode van deze weerstand?
A
Rood-oranje-geel
B
Geel-zwart-oranje
C
Geel-rood-zwart
D
Geel-rood- oranje

Slide 17 - Quiz


Een weerstand is 2500 Ω.
Welke weerstand kan je het beste gebruiken?
A
Rood-groen-zwart-bruin
B
Rood-groen-rood-goud
C
Rood-groen-zwart-goud
D
Rood-groen-oranje-goud

Slide 18 - Quiz

Wat is de totale weerstand van de 3 weerstanden?
A
200Ω
B
801Ω
C
1,8kΩ
D
147Ω

Slide 19 - Quiz

En nu de theorie toepassen

Maak opdrachten H9.1 p.14


Denk aan:

Gegevens - Gevraagd - Formule - Uitwerking - Antwoord




Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

Slide 22 - Video

Slide 23 - Slide

Planning tot kerst:
H12 Elektriciteit + H9 Schakelingen

week 46: 12.1 Stroom en spanning 
week 47: 12.2 Spanning transformeren + 12.3 Serie- en  Parallel
week 48: 12.4 Elektriciteit en veiligheid 
week 49:  9.1 Weerstanden + 9.2 LDR en NTC 
week 50: 9.3 Schakelen met een relais + 9.4 Elektronische schakelingen 
week 51: Praktische opdracht voor een cijfer!
week 1: Herhaling H12 en H9 + oefentoets maken
week 2: Bespreken oefentoets + PTA H12 + H9 op 21 december

Slide 24 - Slide

Vandaag
Herhaling H9.1 Weerstanden
een paar opdrachten!
Intro H9.2 LDR en NTC
Zelfstandig aan het werk

Slide 25 - Slide

De wet van Ohm
U = I x R

Hoe hoger de spanning, hoe groter de stroomsterkte. 

Hoe groter de weerstand, hoe lager de stroomsterkte. 



Slide 26 - Slide

De weerstand bepalen/berekenen
Je kunt op twee manieren achter de waarde van een weerstand komen:
  1. Door de spanning en de stroomsterkte te meten.
  2. De kleurencodes aflezen van de weerstand.
1
2

Slide 27 - Slide

Kleurcode weerstandje
kleuren bekijken van links naar rechts

  • ring 1 = groen = 5
  • ring 2 = blauw = 6
  • ring 3 = bruin = 1 nul
  • ring 4 = goud = +/- 5%

  • weerstand = 560 Ω +- 5%
  • de weerstand kan dus in werkelijkheid tussen 532 Ω en 588 Ω liggen (5% van 560 is 28)

Slide 28 - Slide

Wat is de totale weerstand van de 3 weerstanden?
A
200Ω
B
801Ω
C
1,8kΩ
D
147Ω

Slide 29 - Quiz

Kader: opg 9 (p.17)
Bert bouwt een schakeling met een weerstand. Hij meet een stroomsterkte van 20 mA bij een spanning van 9,0 V

a) Reken de stroomsterkte om naar Ampère.
  • I = 20 mA = 20 : 1000 = 0,020 A

b) bereken de waarde van Berts weerstand
  • Geg.        I = 0,020 A  ;  U = 9,0 V
  • Gevr.       R = ? Ohm
  • Formule: U = I x R => R = U : I
  • Uitw.       R = 9 : 0,02 = 450 Ohm
  • Antw.      De weerstand is 450 Ohm

c) Bert sluit een nieuwe weerstand van 75 Ohm aan op de spanningsbron van 9,0 V. Bereken de stroomsterkte die nu door de weerstand loopt.

  • Geg/gevr: U = 9 V ;  R= 75 Ohm ; I= ? A
  • Formule:   U = I x R => I = U : R
  • Uitw.          I = 9 : 75 = 0,12 A  (120 mA)
  • De stroomsterkte is 0,12 Ampère 

Slide 30 - Slide

GT: Opg 5 (p. 16)
Adri voert de proef uit van opdracht 4. In afb.8 zie je wat de twee meters aangeven.
a) Op welk meetbereik staat de spanningsmeter ingesteld?
  • op 0 tot 15 V
b) Hoe groot is de spanning die deze meter aangeeft?
  • 6,0 V
c) op welk meetbereik staat de stroommeter ingesteld?
  • op 0 tot 0,5 A
d) Hoe groot is de stroomsterkte die deze meter aangeeft
  • 0,40 A


e) Bereken de weerstand van het lampje

Gegevens:
  • U = 6,0 V ;  I = 0,40 A  
Gevraagd: 
  •  R= ? ohm
Formule: 
  • U = I x R => R = U : I
Uitwerking: 
  • R = 6 : 0,40 = 15 Ohm
Antwoord:
  • De weerstand is 15 Ohm

Slide 31 - Slide

 H9.2 LDR en NTC

Slide 32 - Slide

Leerdoelen H9.2
- Ik kan vertellen wat een sensor, verwerker en
    actuator is

- Ik kan uitleggen wat een NTC en een LDR is en hoe deze werkt.

- Je kan beschrijven hoe je een weerstandswaarde  van een schuifweerstand kan instellen.

Slide 33 - Slide

Sensor
Sensor 'voelt'

Sensor = reageert op signalen uit de omgeving

Bijvoorbeeld: een thermometer, 
NTC (negatieve Temperatuur coefficient), 
LDR (Light dependent Resistor)

Jouw scherm v/d telefoon geeft in het donker ook meer licht!

Slide 34 - Slide

Hoe werkt dat nu?
Je hebt 3 stappen : De sensor - Verwerker - Acuator
Het signaal van de sensor komt bij de verwerker
Deze verwerkt het signaal en bepaalt wat er moet gebeuren.

1.De buitenlamp met LDR ontvangt minder licht 
-> Dus moet de lamp gaan branden want het is donker

2.De buitenlamp met LDR vangt veel licht op 
-> Lamp moet uitblijven het is nog licht genoeg!

Slide 35 - Slide

Het uiteindelijke doel

Is de actie die het moet uitvoeren: De Actuator


Dit is het uiteindelijke doel, 

Denk aan afgaan alarm, licht aan/uit, verwarming aan/uit, etc


De actuator doet is wat nuttig is voor de eigenaar van de schakeling.


Je hebt dus de Sensor (geeft informatie), de Verwerker (schakelt 

iets in) en de Actuator (voert uit)


Slide 36 - Slide

NTC - negative temperature coefficient
NTC is gevoelig voor?
  • Veranderingen in de temperatuur. 
  • Temperatuur omhoog => Weerstand omlaag

Gebruikt in?
  • computers om oververhitting tegen te gaan.
  • automatisch weerstation

Slide 37 - Slide

LDR: Light Dependent Resistant
LDR is gevoelig voor?
  • Lichtgevoelige weerstand.
  • Hoe meer licht op de LDR valt=> hoe lager de weerstand.

Gebruikt in?
  • Buitenlampen
  • camera met flitser, telefoonscherm ...

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Video

NTC

Negative Temp. Coëfficient

Reageert op temperatuur

Temperatuur omhoog
weerstand omlaag
LDR

Light dependent resistant

Reageert op licht

Licht omhoog
Weerstand omlaag

Slide 40 - Slide

Regelbare weerstanden

Schuifweerstand   




                              variabele weerstand                          

Slide 41 - Slide

En nu aan de slag
 Maak opgaven van  H9.2  p. 32

Einde van de week moeten paragraaf 9.1 + 9.2 af zijn!

Slide 42 - Slide