Herhaling woorden grammatica chapitre 4 en 5

Oefenen met de stof chp 4/5
1 / 45
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Oefenen met de stof chp 4/5

Slide 1 - Slide

Herhaling woorden

Slide 2 - Slide

Wat is de vertaling van:
de oppervlakte
A
sur mesure
B
la superficie
C
la frontière

Slide 3 - Quiz

Wat is de vertaling van:
het meer
A
le lac
B
la chasse
C
la glace

Slide 4 - Quiz

Wat is de vertaling van:
tuer
A
doden
B
in actie komen
C
missen

Slide 5 - Quiz

Wat is de vertaling van:
bilingue
A
tweetalig
B
missen
C
klimmen

Slide 6 - Quiz

Wat is de vertaling van:
se cacher

Slide 7 - Open question

Wat is de vertaling van:
une cabane

Slide 8 - Open question

Wat is de vertaling van:
le col

Slide 9 - Open question

Wat is de vertaling van:
par contre

Slide 10 - Open question

Herhaling TOUT

Slide 11 - Slide

Het onbepaald voornaamwoord TOUT kan ook zelfstandig gebruikt worden?
A
vrai
B
faux

Slide 12 - Quiz

Wat betekent het woord alles in het Frans?
A
tous
B
tout
C
tout le monde
D
tout le

Slide 13 - Quiz

Vul het juiste onbepaald voornaamwoord TOUT toe:
......mes copains
A
tout
B
toute
C
tous
D
toutes

Slide 14 - Quiz

Vul het juiste onbepaald voornaamwoord TOUT toe:
Elle voit......
A
tout
B
toute
C
tous
D
toutes

Slide 15 - Quiz

Vul het juiste onbepaald voornaamwoord TOUT toe:
Ils sont......là.
A
tout
B
toute
C
tous
D
toutes

Slide 16 - Quiz

Vul het juiste onbepaald voornaamwoord TOUT toe:
......la Hollande
A
tout
B
toute
C
tous
D
toutes

Slide 17 - Quiz

Het pers. vnwd met nadruk

Slide 18 - Slide

Vul het juiste pers. vnwd met nadruk toe:
......, je travaille.
A
Moi
B
Toi
C
Lui
D
Eux

Slide 19 - Quiz

Vul het juiste pers. vnwd met nadruk toe:
......, elles travaillent.
A
Moi
B
Toi
C
Lui
D
Elles

Slide 20 - Quiz

Vul het juiste pers. vnwd met nadruk toe:
......, il travaille.
A
Moi
B
Toi
C
Lui
D
Elles

Slide 21 - Quiz

Het werkwoord courir

Slide 22 - Slide

Kies de juiste vorm van courir:
courir - futur
A
elles ont couru
B
elles courront
C
elles couront

Slide 23 - Quiz

Kies de juiste vorm van courir:
courir - passé composé
A
elles ont couru
B
elles courront
C
elles couront

Slide 24 - Quiz

Kies de juiste vorm van courir:
courir - conditionnel
A
elles couraient
B
elles courraient
C
elles couront

Slide 25 - Quiz

Het pers.vnmw lv/mv

Slide 26 - Slide

Vervang lv of mw door een pers. voornaamwoord:
Tu déteste ces émissions?

A
le
B
la
C
D
les

Slide 27 - Quiz

Vervang lv of mw door een pers. voornaamwoord:
Elle prend le train.

A
le
B
la
C
D
les

Slide 28 - Quiz

Vervang lv of mw door een pers. voornaamwoord:
Elle téléphone à sa mère.

A
le
B
la
C
lui
D
leur

Slide 29 - Quiz

Vervang lv of mw door een pers. voornaamwoord:
Elle téléphone à ses parents.

A
le
B
les
C
lui
D
leur

Slide 30 - Quiz

Wat is de plaats van de pers. vnwd in een zin?
A
achter het hele werkwoord
B
voor het hele werkwoord
C
voor de persoonsvorm
D
achter de persoonsvorm

Slide 31 - Quiz

Onpers. vnwd EN/Y

Slide 32 - Slide

en/y vervangen personen
A
vrai
B
faux

Slide 33 - Quiz

Kies en of y:
Elle parle de son choix.
A
en
B
y

Slide 34 - Quiz

Kies en of y:
Nous voulons aller au concert.
A
en
B
y

Slide 35 - Quiz

Kies en of y:
Je viens du Maroc.
A
en
B
y

Slide 36 - Quiz

Kies en of y:
Tu es allé à Paris?
A
en
B
y

Slide 37 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord

Slide 38 - Slide

Mon, ton, son gebruik je bij mannelijk meervoud.
A
vrai
B
faux

Slide 39 - Quiz

Wanneer wordt een vrouwelijk bezittelijk voornaamwoord mannelijk gemaakt?
A
als het zn begint met een klinker of h /enkelvoud/vrouwelijk
B
als het zn begint met een klinker of h /enkelvoud/mannelijk
C
als het zn begint met een klinker of h /meervoud/vrouwelijk

Slide 40 - Quiz

Kies het juiste bezittelijk voornaamwoord:
......chat est gris.
A
Son
B
Ses
C
Sa

Slide 41 - Quiz

Kies het juiste bezittelijk voornaamwoord:
......parents sont divorcés.
A
Mon
B
Mes
C
Ma

Slide 42 - Quiz

Kies het juiste bezittelijk voornaamwoord:
......amie est Julie.
A
Ton
B
Ta
C
Tes

Slide 43 - Quiz

Welk cijfer ga je halen voor de eindtoets?
010

Slide 44 - Poll

Veel succes in de toetsweek!

Slide 45 - Slide