What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Herhaling woorden grammatica zinnen chapitre 4
Oefenen met de stof chp 4
1 / 47
next
Slide 1:
Slide
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
This lesson contains
47 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
60 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Oefenen met de stof chp 4
Slide 1 - Slide
Herhaling woorden
Slide 2 - Slide
Wat is de vertaling van:
de grens
A
sur mesure
B
la superficie
C
la frontière
Slide 3 - Quiz
Wat is de vertaling van:
een meer
A
un lac
B
une chasse
C
une glace
Slide 4 - Quiz
Wat is de vertaling van:
le vol
A
de diefstal
B
de slachtoffer
C
de verdachte
Slide 5 - Quiz
Wat is de vertaling van:
aantrekken
A
attirer
B
attacher
C
accrocher
Slide 6 - Quiz
Wat is de vertaling van:
de meerderheid
Slide 7 - Open question
Wat is de vertaling van:
de stok
Slide 8 - Open question
Wat is de vertaling van:
het doel
Slide 9 - Open question
Wat is de vertaling van:
verreweg
Slide 10 - Open question
Herhaling TOUT
Slide 11 - Slide
Het onbepaald voornaamwoord TOUT kan ook zelfstandig gebruikt worden?
A
vrai
B
faux
Slide 12 - Quiz
Wat betekent het woord alles in het Frans?
A
tous
B
tout
C
tout le monde
D
tout le
Slide 13 - Quiz
Vul het juiste onbepaald voornaamwoord TOUT toe:
......mes copains
A
tout
B
toute
C
tous
D
toutes
Slide 14 - Quiz
Vul het juiste onbepaald voornaamwoord TOUT toe:
Elle voit......
A
tout
B
toute
C
tous
D
toutes
Slide 15 - Quiz
Vul het juiste onbepaald voornaamwoord TOUT toe:
Ils sont......là.
A
tout
B
toute
C
tous
D
toutes
Slide 16 - Quiz
Vul het juiste onbepaald voornaamwoord TOUT toe:
......la Hollande
A
tout
B
toute
C
tous
D
toutes
Slide 17 - Quiz
Het pers. vnwd met nadruk
Slide 18 - Slide
Vul het juiste pers. vnwd met nadruk toe:
......, je travaille.
A
Moi
B
Toi
C
Lui
D
Eux
Slide 19 - Quiz
Vul het juiste pers. vnwd met nadruk toe:
......, elles travaillent.
A
Moi
B
Toi
C
Lui
D
Elles
Slide 20 - Quiz
Vul het juiste pers. vnwd met nadruk toe:
......, il travaille.
A
Moi
B
Toi
C
Lui
D
Elles
Slide 21 - Quiz
Werkwoorden courir en rire
Slide 22 - Slide
Kies de juiste vorm van courir:
courir - futur
A
elles ont couru
B
elles courront
C
elles couront
Slide 23 - Quiz
Kies de juiste vorm van courir:
courir - passé composé
A
elles ont couru
B
elles courront
C
elles couront
Slide 24 - Quiz
Kies de juiste vorm van courir:
courir - conditionnel
A
elles couraient
B
elles courraient
C
elles couront
Slide 25 - Quiz
Vertaal:
ik zal lachen
Slide 26 - Open question
Vertaal:
jij zou lachen
Slide 27 - Open question
Vertaal:
ik ren
Slide 28 - Open question
Vertaal:
ik rende
Slide 29 - Open question
Het pers.vnmw lv/mv
Slide 30 - Slide
Vervang lv of mw door een pers. voornaamwoord:
Tu déteste ces émissions?
A
le
B
la
C
l´
D
les
Slide 31 - Quiz
Vervang lv of mw door een pers. voornaamwoord:
Elle prend le train.
A
le
B
la
C
l´
D
les
Slide 32 - Quiz
Vervang lv of mw door een pers. voornaamwoord:
Elle téléphone à sa mère.
A
le
B
la
C
lui
D
leur
Slide 33 - Quiz
Vervang lv of mw door een pers. voornaamwoord:
Elle téléphone à ses parents.
A
le
B
les
C
lui
D
leur
Slide 34 - Quiz
Wat is de plaats van de pers. vnwd in een zin?
A
achter het hele werkwoord
B
voor het hele werkwoord
C
voor de persoonsvorm
D
achter de persoonsvorm
Slide 35 - Quiz
Geef een antwoord met een persoonlijk voornaamwoord.
Tu as eu un livre pour Noël? Oui, ...
Slide 36 - Open question
Geef een antwoord met een persoonlijk voornaamwoord.
Vous allez acheter des fleurs? Non, ...
Slide 37 - Open question
Geef een antwoord met een persoonlijk voornaamwoord.
Elle téléphone à sa mère? Oui, ...
Slide 38 - Open question
Herhaling zinnen
Slide 39 - Slide
Vertaal de volgende zinnen:
Wat doe je voor sport?
Slide 40 - Open question
Vertaal de volgende zinnen:
Van welke club ben je lid?
Slide 41 - Open question
Vertaal de volgende zinnen:
Ik speel ieder dag tennis.
Slide 42 - Open question
Vertaal de volgende zinnen:
Ik (m) was teleurgesteld in de wedstrijd.
Slide 43 - Open question
Vertaal de volgende zinnen:
Het is een onregept gebied.
Slide 44 - Open question
Vertaal de volgende zinnen:
Men vindt er een dikke laag sneeuw.
Slide 45 - Open question
Welk cijfer ga je halen voor de eindtoets?
0
10
Slide 46 - Poll
Veel succes in de toetsweek!
Slide 47 - Slide
More lessons like this
Herhaling woorden grammatica chapitre 4 en 5
June 2022
- Lesson with
45 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Trede 22 - klas 3
November 2023
- Lesson with
29 slides
Le 11 mai
May 2022
- Lesson with
13 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Lektion 2
September 2021
- Lesson with
25 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
Le 8 avril
April 2022
- Lesson with
19 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Week 9 Chap 4 Les 4 p.vnw met nadruk
October 2022
- Lesson with
18 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Herhaling grammatica chapitre 4 persoonlijk voornaamwoord als LV MV
March 2021
- Lesson with
30 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Grammatica woordsoorten deel 6
September 2022
- Lesson with
29 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 2