This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 20 min
Items in this lesson
Tekstverbanden &signaalwoorden
Slide 1 - Slide
TEKSTVERBANDEN
Zorgen ervoor dat
woorden, zinnen en alinea's
met elkaar samenhangen.
Slide 2 - Slide
Even vooraf: Welke signaalwoorden ken jij?
Slide 3 - Mind map
SIGNAALWOORDEN
Aan een
signaalwoord
zie je met
welk tekstverband
je te maken hebt.
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Video
Zowel basis als kader maken Lezen blok 4 de opdrachten 1 t/m 5
Slide 6 - Slide
Signaalwoord: TEN EERSTE........TEN TWEEDE
A
middel-doel
B
opsomming
C
oorzaak-gevolg
D
tegenstelling
Slide 7 - Quiz
Tekstverband: SAMENVATTING
A
hierdoor
B
concluderend
C
om
D
kortom
Slide 8 - Quiz
Wat is het verband tussen alinea 5 en 6?
Slide 9 - Open question
Noteer een signaalwoord voor tijdsvolgorde uit alinea 6
Slide 10 - Open question
Welk tekstverband herken je? Eerst zet je saldo op je ov-chipkaart, daarna activeer je de kaart en vervolgens kun je inchecken en naar je werk reizen.
A
tijdsvolgorde (chronologie)
B
oorzaak-gevolg
Slide 11 - Quiz
Om mijn Engels te verbeteren, gebruik ik een online cursus Engels.
A
oorzaak/gevolg
B
reden
C
doel/middel
D
toelichting
Slide 12 - Quiz
Als je besluit om dat skateboard te kopen, kun je niet op vakantie.
A
redengevend verband
B
chronologisch verband
C
opsommend verband
D
voorwaardelijk verband
Slide 13 - Quiz
Tekstverband? Zij is heel sterk, maar hij daarentegen kan nauwelijks iets tillen.
A
reden
B
uitleg
C
opsomming
D
tegenstelling
Slide 14 - Quiz
"Het leerbedrijf waar je stage gaat lopen, is niet verplicht je een vergoeding te betalen. In de de praktijk doen leerbedrijven dit echter meestal wel.
Welk verband kom je hierboven tegen?
A
Opsomming
B
tegenstelling
C
geen verband
D
voorbeeld
Slide 15 - Quiz
Als jij alles voor mij inpakt, koop ik iets lekkers voor onderweg.
A
toelichtend verband
B
redengevend verband
C
voorwaardelijk verband
Slide 16 - Quiz
Ik ben van mening dat we met dit product moeten stoppen, maar daar denkt mijn zakenpartner anders over.
A
chronologisch verband
B
tegenstellend verband
C
opsommend verband
Slide 17 - Quiz
We begonnen met een handjevol mensen. Daarna meldden zich een aantal vrijwilligers. Nu is ons gebouw al te klein.