Signaalwoorden en tekstverbanden - 3F

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 2

SIGNAALWOORDEN & TEKSTVERBANDEN

TEKSTVERBANDEN

Zorgen ervoor dat

woorden, zinnen en alinea's

met elkaar samenhangen.

SIGNAALWOORDEN

Aan een

signaalwoord

zie je met

welk tekstverband

je te maken hebt.

Verband - signaalwoord

Verband - signaalwoord

Signaalwoord: TEN EERSTE ... TEN TWEEDE

1. middel-doel
2. opsomming
3. oorzaak-gevolg
4. tegenstelling

Tekstverband: SAMENVATTING

1. hierdoor
2. concluderend
3. om
4. kortom

Wat is het verband tussen deze twee alinea's?

Noteer een signaalwoord voor tijdsvolgorde uit
deze alinea

Welk tekstverband herken je?
Eerst zet je saldo op je ov-chipkaart, daarna activeer je de kaart en vervolgens kun je inchecken en naar je werk reizen.

1. tijd
2. oorzaak-gevolg
3. probleem-oplossing
4. voorwaarde

Om mijn Engels te verbeteren, gebruik ik een online cursus Engels.

1. oorzaak-gevolg
2. reden/verklaring/ argument
3. doel-middel
4. voorbeeld/toelichting

Tekstverband: OPSOMMING

1. eerst
2. dus
3. uiteindelijk
4. ten eerste

Als je besluit om die telefoon niet te kopen, dan kun je op vakantie.

1. reden/verklaring/ argument
2. tijd
3. probleem-oplossing
4. voorwaarde

Welk verband hoort bij signaalwoord
IN HET GEVAL DAT

1. reden/verklaring/ argument
2. tijd
3. opsomming
4. voorwaarde

Tekstverband?
We kunnen dus zeggen dat iedereen geslaagd is.

1. opsomming
2. conclusie
3. reden/verklaring/ argument
4. tijd

Tekstverband?
Zij is heel sterk, maar hij daarentegen kan nauwelijks iets tillen.

1. reden/verklaring/ argument
2. voorbeeld/toelichting
3. opsomming
4. tegenstelling

"Het leerbedrijf waar je stage gaat lopen, is niet verplicht je een vergoeding te betalen. Maar in de praktijk doen leerbedrijven dit meestal wel."

Welk verband kom je hierboven tegen?

1. opsomming
2. tegenstelling
3. geen verband
4. voorbeeld/toelichting

Vandaag leer je verschillende vormen van migratie. Denk bijvoorbeeld aan emigratie.

Welk signaalwoord kom je hierboven tegen?

1. migratie
2. verschillende
3. denk ... aan
4. bijvoorbeeld

Als jij alles voor mij inpakt,
koop ik iets lekkers voor onderweg.

1. toelichting
2. reden/verklaring/ argument
3. voorwaarde
4. doel-middel

Ik ben van mening dat we met dit product moeten stoppen, maar daar denkt mijn zakenpartner anders over.

1. tijd
2. tegenstelling
3. opsomming
4. voorwaarde

We begonnen met een handjevol mensen. Daarna meldden zich een aantal vrijwilligers. Nu is ons gebouw al te klein.

1. tijd
2. tegenstelling
3. opsomming
4. voorwaarde