Oefentoets Taalverzorging 1, 2 en 3

Digitale oefentoets
Alle onderdelen die gevraagd worden tijdens het P.T.A. Taalverzorging hoofdstukken 
1, 2 en 3.

Wanneer je meedoet, heb je nodig: een pen, je schrift en je mobiele telefoon.

1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Digitale oefentoets
Alle onderdelen die gevraagd worden tijdens het P.T.A. Taalverzorging hoofdstukken 
1, 2 en 3.

Wanneer je meedoet, heb je nodig: een pen, je schrift en je mobiele telefoon.

Slide 1 - Slide

Leestekens - schrijf op

Zet hoofdletters waar dat moet.

1. in zuid europa wonen 13 miljoen italianen.

2. mevrouw de wit gaat op zaterdag altijd shoppen.

3. ik eet vaak een turkse pizza op een amsterdams terras.

4. in de winter komt de wind uit het zuidoosten.

5. de heer j. van der zande komt uit nieuw zeeland.

Slide 2 - Slide

Nakijken
  1. In Zuid-Europa wonen 13 miljoen Italianen.
  2. Mevrouw De Wit gaat op zaterdag altijd shoppen.
  3. Ik eet vaak een Turkse pizza op een Amsterdams terras.
  4. In maart komt de wind uit het zuidoosten. 
  5. De heer J. van der Zande komt uit Nieuw-Zeeland.

Slide 3 - Slide

Citaat:
juf vroeg aan de leerling wil je dit voor mij kopiëren

Slide 4 - Open question

Citaat:
mijn vader riep jordi kijk uit

Slide 5 - Open question

Welk citaat(en) is (zijn) goed geschreven?
A
'Sara zei: 'Ik ben drie kilo aangekomen!'
B
Peter zei: 'Eline ik haal je straks op'.
C
'Dat had je niet moeten doen!'
D
De arts concludeerde: 'U bent alleen maar verkouden.'

Slide 6 - Quiz


Welk citaat(en) is (zijn) goed geschreven?
A
De vader van mijn nicht zei: 'Je doet het goed.'
B
Mijn moeder vroeg: 'José kom je ook vanavond.'
C
Hij zei: 'Nee, ik wil niet voetballen.'
D
Hij fluisterde in haar oor: 'ik vind je super!'

Slide 7 - Quiz

Benoem de persoonsvormen en de onderwerpen.
  1. Ik versprak mij twee keer.
  2. De ouders van mijn vriendin hielpen ons.
  3. De kerkklokken sloegen vier keer.
  4. De nieuwslezer van het journaal viel achterover.
  5. Vijftig tinten grijs heb ik wel 10x gelezen.

Slide 8 - Slide

  1. p.v. = versprak / o.w. = ik
  2. p.v. = hielpen / o.w. de ouders van mijn vriendin
  3. p.v. = sloegen / o.w. = de kerkklokken
  4. p.v. = viel / o.w. = de nieuwslezer van het journaal
  5. p.v. = heb / o.w. = ik 

Slide 9 - Slide

Verbind onderstaande woorden:
west afrika, nieuw zeeland, zuid spanje

Slide 10 - Open question

Welke zin(zinnen) zijn goed gespeld?


A
Als we morgen naar school gaan, zal ik jou dan ophalen?
B
Ik kom niet op school want ik ben ziek.
C
Ik wil niet naar bed want, ik ben nog niet moe.
D
Ik eet vaak patat shoarma een kroket en salade.

Slide 11 - Quiz

Samenstellingen:
kat + bak, beer + sterk, aap + trots, dorp + school, plant + bak, seconde + wijzer

Slide 12 - Open question

Samenstellingen:
reus + rad, reus + groot, zon + straal, hoogte + meter, groente + soep

Slide 13 - Open question

Welk getal(len) zijn goed geschreven?
A
achtien
B
één miljoen
C
vijfenvijftig duizend
D
zevenhonderdduizend

Slide 14 - Quiz

Welke getal(len) zijn goed geschreven?
A
zeventig duizend
B
vijf en zestig
C
zeven miljoen
D
tweeëntwintig

Slide 15 - Quiz

Verander deze zinnen zo dat de voorzetsels en de werkwoorden aan elkaar worden geschreven:
Ik zoek een spannend boek uit voor mijn boekpresentatie.
Zet jij de t.v. uit, voordat je gaat slapen?

Slide 16 - Open question

Verwijswoorden

  1. Maria kreeg voor .... toets een 10.
  2. Mijn vader heeft .... rijbewijs in moeten leveren.
  3. Het dak .... gerepareerd moet worden.
  4. De deur .... openstaat.
  5. Het huiswerk .... de leerlingen in moeten leveren.

Slide 17 - Slide

  1. Maria kreeg voor haar toets een 10.
  2. Mijn vader heeft zijn rijbewijs in moeten leveren. 
  3. Het dak dat gerepareerd moet worden.
  4. De deur die openstaat.
  5. Het huiswerk dat de leerlingen in moeten leveren.

Slide 18 - Slide

Werkwoordspelling

Ik vind(en) het geweldig dat jij je aanmeld(en) om oudjes te helpen.
A
vind/aanmeld
B
vindt/aanmeldt
C
vindt/aanmeld
D
vind/aanmeldt

Slide 19 - Quiz

Jij (beantwoorden) gisteren alle vragen. Knap hoor!
A
beantwoordt
B
beantwoordde

Slide 20 - Quiz

Heb je de lening al (afbetalen)?
A
afbetaalt
B
afbetaald

Slide 21 - Quiz

Schrijf een zin waarin het werkwoord 'getuigen' als voltooid deelwoord geschreven wordt.

Slide 22 - Open question

Samengestelde zinnen. Benoem de persoonsvormen en de onderwerpen:
Lisa stopte 10 euro in haar portemonnee en ze besloot niet meer geld uit te geven.

Slide 23 - Open question

Het gebeurt niet vaak dat je 's avonds zo vroeg het licht al aan doet.

Slide 24 - Open question

Die auto op de hoek van de straat staat stil, omdat de motor eruit gehaald is.

Slide 25 - Open question

Noteer de p.v. t.t. / p.v. v.t. / v.d.w.
bedriegen -         hij....... -      hij ......... -     hij is ..........                  
schrijven - 
huilen - 
herstellen - 
piekeren - 

Slide 26 - Slide

Noteer de p.v. t.t. / p.v. v.t. / v.d.w.
bedriegen - hij bedriegt - hij bedroog - hij is bedrogen
schrijven - hij schrijft - hij schreef - hij heeft geschreven
huilen - hij huilt - hij huilde - hij heeft gehuild
herstellen - hij herstelt - hij herstelde - hij is hersteld
piekeren - hij piekert - hij piekerde - hij heeft gepiekerd

Slide 27 - Slide