59 - 1HVD - Grammatica woordsoorten 4.8








:)





Planning van dit uur:

  • Grammatica woordsoorten 

Aan het einde van deze les
  • weet je wat een voegwoord is;
  • weet je wat een persoonlijk voornaamwoord is;
  • weet je wanneer je 'hen' en 'hun' gebruikt;
  • weet je wat een bezittelijk voornaamwoord is. 
WELKOM 1D :)
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson








:)





Planning van dit uur:

  • Grammatica woordsoorten 

Aan het einde van deze les
  • weet je wat een voegwoord is;
  • weet je wat een persoonlijk voornaamwoord is;
  • weet je wanneer je 'hen' en 'hun' gebruikt;
  • weet je wat een bezittelijk voornaamwoord is. 
WELKOM 1D :)

Slide 1 - Slide

Wat is een samengestelde zin?
A
Een zin met één persoonsvorm
B
Een zin met twee of meer persoonsvormen

Slide 2 - Quiz

Is dit een samengestelde zin?

Ik ga naar de boekwinkel omdat ik een nieuw boek wil kopen.
A
Ja
B
Nee

Slide 3 - Quiz

Samengestelde zin
Eén zin die uit twee zinnen bestaat (twee persoonsvormen)

  1. Twee hoofdzinnen - Ik loop naar huis en ik ga op de bank zitten.
  2. Een hoofdzin en een bijzin - Nadat ik naar huis ben gelopen, ga ik op de bank zitten. 

Slide 4 - Slide

Wanneer is een zin een bijzin?

Slide 5 - Open question

Wat is de bijzin in deze zin:

Omdat ik een nieuw boek wil kopen, ga ik naar de boekwinkel.
A
ik een nieuw boek wil kopen
B
ga ik naar de boekwinkel

Slide 6 - Quiz

Voegwoord
Hoe vind je het voegwoord? 

Maak de samengestelde zin los. 
Voor wiskunde heb ik veel huiswerk, maar voor Engels heb ik niets. 

Zin 1: Voor wiskunde heb ik veel huiswerk.
Zin 2: Voor Engels heb ik niets. 

Wat blijft over? Maar. 

Maar is het voegwoord. 

Slide 7 - Slide

Wat is het voegwoord in deze zin:

Ik denk dat ik morgen eens naar die ene film ga kijken.

Slide 8 - Open question

Grammatica

woordsoorten                                                       zinsdelen

Slide 9 - Slide

Persoonlijk voornaamwoord
- Verwijst naar één of meer personen, dingen of begrippen

- Onderwerpsvorm (onderwerp) of voorwerpsvorm (lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp of na een voorzetsel) 

- Enkelvoud of meervoud

Slide 10 - Slide

Persoonlijk voornaamwoord
- Verwijst naar één of meer personen, dingen of begrippen

- Onderwerpsvorm (onderwerp) of voorwerpsvorm (lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp of na een voorzetsel) 

- Enkelvoud of meervoud

Slide 11 - Slide

Hun

- meewerkend voorwerp
- nooit een onderwerp!


Ik geef hun een boek. 
Wouter vertelde hun een grap.
Hen

- lijdend voorwerp
- na een voorzetsel 
- nooit een onderwerp!

Ik zie hen daar lopen.
Ik ga bij hen op visite. 

Slide 12 - Slide

                   Individueel werken 
timer
15:00
Wat
Maak opdracht 4 t/m 8 van 4.8 (Grammatica woordsoorten). 
Hoe
Individueel, in stilte 
Hulp
Steek je vinger op, dan kom ik langs. 
Tijd
Ongeveer 20 minuten 
Uitkomst
Deze theorie komt terug op de toets en deze opdrachten zijn huiswerk.  
Klaar
Lees de leertekst 'bezittelijk voornaamwoord' en maak opdracht 9 t/m 11. 

Slide 13 - Slide

Bezittelijk voornaamwoord
- Geeft aan van wie iets is
- Staat meestal voor een zelfstandig naamwoord


Slide 14 - Slide

                   Individueel werken 
timer
5:00
Wat
Maak opdracht 4 t/m 11 van 4.8 (Grammatica woordsoorten). 
Hoe
Individueel, in stilte 
Hulp
Steek je vinger op, dan kom ik langs. 
Tijd
Ongeveer 20 minuten 
Uitkomst
Deze theorie komt terug op de toets en deze opdrachten zijn huiswerk.  
Klaar
Maak test jezelf grammatica woordsoorten 4.8. 

Slide 15 - Slide

Samenvatting van de les
Jij
  • weet wat een voegwoord is;
  • weet wat een persoonlijk voornaamwoord is;
  • weet wanneer je 'hen' en 'hun' gebruikt;
  • weet wat een bezittelijk voornaamwoord is. 

Huiswerk 
Maak opdracht 4 t/m 11 van 4.8 (Grammatica woordsoorten). Vind je de stof nog lastig? Maak dan ook 'Test jezelf' van 4.8. 

GEBED

Slide 16 - Slide