avoir-être getallen 0-20 wk2jan

Bonjour 
1 / 43
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Bonjour 

Slide 1 - Slide

klas aanmaken in lessonup
code: lhatt


Slide 2 - Slide

Qu'est-ce qu'on va faire aujourd'hui?
- we herhalen de grammatica van hoofdstuk 1 en 2.
-overhoren app 6, 7, 8
-We maken de oefeningen online bij écrire.

Slide 3 - Slide

welke
A
vieux
B
comme
C
chez
D
quel

Slide 4 - Quiz

bovendien
A
chez
B
en plus
C
à pied
D
sur

Slide 5 - Quiz

op
A
toujours
B
sur
C
drôle
D
depuis

Slide 6 - Quiz

Heb je broers of zussen? =
A
Tu es des frères et des soeurs?
B
Tu as frères et soeurs?
C
Tu as des frère et des soeur?
D
Tu as des frères et des soeurs?

Slide 7 - Quiz

hoe oud ben je?

Slide 8 - Open question

ik ben enig kind

Slide 9 - Open question

de bloem
A
la journée
B
l'animal
C
elle rit
D
la fleur

Slide 10 - Quiz

ik heb een broer en twee zussen

Slide 11 - Open question

het is mijn beste vriend

Slide 12 - Open question

Vertaal naar het Frans: Hij is verdrietig.

Slide 13 - Open question

Vertaal naar het Frans: Mijn ouders zijn gescheiden.

Slide 14 - Open question

Avoir - être
We behandelen vandaag het hele werkwoord avoir + être

Slide 15 - Slide

Persoonlijke voornaamwoorden
hij
wij
zij/ze (man)
zij/ze (vrouw)
zij
men
jullie
ik
u
jij
je
nous
vous
ils
elles
tu
il
elle
on

Slide 16 - Drag question

Etre (zijn)

Je suis
Tu es
Il, elle, on, c' est

nous sommes
vous êtes
ils, elles sont
Avoir (hebben)

J'ai
Tu as
Il, elle, on a

nous avons
vous avez
ils, elles ont
schrijf in je schrift met de vertaling erbij

Slide 17 - Slide

elles (avoir)
A
avons
B
sont
C
ont
D
avez

Slide 18 - Quiz

nous (avoir)
A
sommes
B
ont
C
avez
D
avons

Slide 19 - Quiz

elle (avoir)
A
as
B
est
C
ont
D
a

Slide 20 - Quiz

Vous (être)
A
êtes
B
avez
C
ont
D
sommes

Slide 21 - Quiz

Tu (être)
A
as
B
est
C
es
D
a

Slide 22 - Quiz

Marie et Pierre (être)
A
est
B
sont
C
ont
D
sommes

Slide 23 - Quiz

A. optreden

B. ontdekt worden

C. zin hebben om te 

A. zij  heeft
B. zij zijn
C.  jij/je  hebt
D.  wij/we  zijn
E. jij / je bent
F. wij hebben
1.  nous  avons
2.  tu  es
3.  ils  sont
4.  tu  as
5.  nous  sommes
6.  elle  a

Slide 24 - Drag question

A. optreden

B. ontdekt worden

C. zin hebben om te 

A. u heeft/jullie hebben
B. zij zijn
C.  ik  ben
D.  men  is 
E.  ik  heb
F. jullie  zijn / u bent
1.  vous  avez
2.  j' ai
3.  elles  sont
4.  je  suis
5.  on  est
6. vous  êtes

Slide 25 - Drag question

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Quatorze
A
15
B
14
C
11
D
4

Slide 28 - Quiz

dix-sept
A
7
B
15
C
17
D
13

Slide 29 - Quiz

huit
A
18
B
6
C
3
D
8

Slide 30 - Quiz

cinq
A
5
B
15
C
4
D
10

Slide 31 - Quiz

douze
A
2
B
19
C
12
D
9

Slide 32 - Quiz

dix
A
6
B
20
C
10
D
13

Slide 33 - Quiz

quinze
A
15
B
16
C
5
D
8

Slide 34 - Quiz

6
13
12
2
17
DIX-SEPT
DEUX
DOUZE
TREIZE
SIX

Slide 35 - Drag question

Tekst
DIX-HUIT
VINGT
CINQ
QUATRE
UN
1
4
5
20
18

Slide 36 - Drag question

Slide 37 - Slide

(mijn) sac
A
mon
B
ma
C
mes

Slide 38 - Quiz

(jouw) klas
A
ton
B
ta
C
tes

Slide 39 - Quiz

(haar) amie
A
son
B
sa
C
ses

Slide 40 - Quiz

(zijn) amis
A
son
B
sa
C
ses

Slide 41 - Quiz

(mijn) devoirs
A
mon
B
ma
C
mes

Slide 42 - Quiz

Les devoirs
Les devoirs pour le 12 janvier:
Finir les exercices en ligne ( écrire)
Apprendre 8 et 9

Slide 43 - Slide