This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Twee voorbeelden 3/4 en 1/2 recht
Slide 1 - Mind map
HF 1 van het boek gaat over 'juridische constructies'. Wat betekent dit?
A
Juridische overeenkomsten
B
Juridische verklaringen
C
Juridische nakomingen
D
Juridische ontwerpen
Slide 2 - Quiz
Hoeveel juridische constructies zijn?
A
2
B
3
C
4
D
5
Slide 3 - Quiz
Hoe zou je gezag in je eigen woorden omschrijven?
Slide 4 - Mind map
Wat is geen juridische constructie?
A
Aanneming van werk
B
Consumenten-
overeenkomst
C
Arbeidsovereenkomst
D
Overeenkomst van Opdracht
Slide 5 - Quiz
Kiara werkt onder leiding van Sihem, 4 uur per elke 2 weken (2 maanden lang) zonder iets op papier te hebben. Is er een arbeidsovereenkomst?
A
ja, er is loon, arbeid, gezag
B
nee, er is niet voldaan aan het rechtsvermoeden
C
Nee, er is geen getekende arbeidsovereenkomst
Slide 6 - Quiz
Wat is geen type arbeidsovereenkomst?
A
Bepaalde tijd
B
Onbepaalde tijd
C
Oproep-overeenkomst
D
Vast contract
Slide 7 - Quiz
Kan er tegenbewijs worden geleverd als er sprake is van een rechtsvermoeden?
A
ja, want het blijft een vermoeden
B
nee, want de wet geldt na 3 maanden
C
alleen als er een mondelinge overeenkomst is
D
nee, na 3 maanden is de arbeidsovereenkomst bewezen
Slide 8 - Quiz
Wat is geen recht van de werknemer?
A
Getuigschrift
B
Loonstrook
C
Onbetaald verlof
D
hulp om je werk beter te doen
Slide 9 - Quiz
Stelling: als je "zwart" werkt kun je nooit een geldige arbeidsovereenkomst hebben
A
waar
B
niet-waar
Slide 10 - Quiz
Wat is altijd een verschil tussen bepaalde en onbepaalde tijd?
A
Het salaris
B
De proeftijd
C
De beeindiging
D
Aantal vakantiedagen
Slide 11 - Quiz
Wat is geen verplichte inhoud van de arbeidsovereenkomst
A
functie
B
proeftijd
C
hoeveel je gaat verdienen
D
aantal vakantiedagen
Slide 12 - Quiz
Wat is het verschil tussen een nul-uren contract en uitzendkracht?
A
Het salaris. Nul-uren contract verdient minder
B
Het aantal uren en de beeindiging
C
Alleen het aantal uren
D
Uitzendkrachten hebben geen arbeidsovereenkomst
Slide 13 - Quiz
In artikel 7:610b BW staat het woord "omvang". Wat wordt hiermee bedoeld?
A
Het type werk wat wordt verricht
B
Het gezag dat de werkgever uitoefent
C
Het aantal verplichtingen in de arbeidsovereenkomst
D
Het aantal uren van de arbeidsovereenkomst
Slide 14 - Quiz
Wat past meer bij de overeenkomst van aanneming van werk
A
resultaatsverbintenis
B
inspanningsverbintenis
C
het kan beide zijn
D
geen antwoord is juist
Slide 15 - Quiz
Ilham werkt bij de gemeente Utrecht via Randstad Uitzendbureau. Is zij nu een werknemer of een ambtenaar?
A
Beide
B
werknemer
C
ambtenaar
Slide 16 - Quiz
Carola werkt 3 dagen per week. Hoeveel wettelijke vakantiedagen heeft zij per jaar?
A
9
B
12
C
15
D
6
Slide 17 - Quiz
Carola heeft 12 vakantiedagen per jaar. Hoeveel vakantieuren zijn dit?
A
88
B
102
C
96
D
98
Slide 18 - Quiz
Ilias heeft volgens zijn cao 192 vakantie-uren per jaar. Hoeveel meer vakantiedagen heeft hij dan het wettelijk minimum
A
2
B
3
C
4
D
5
Slide 19 - Quiz
Wat is geen eis voor een rechtmatige staking
A
Zorgvuldige voorbereiding
B
Doorbetaling voor stakende werknemers
C
Via de vakbond
D
laatste redmiddel
Slide 20 - Quiz
Als Jumbo een bedrijfsovername doet van Albert Heijn. Dan geldt:
A
werknemers van AH worden ontslagen
B
werknemers van AH krijgen een uwv uitkering
C
werknemers van AH worden werknemers van Jumbo
D
werknemers van Jumbo worden deels ontslagen
Slide 21 - Quiz
Amaniel heeft een jaarcontract, met een proeftijd van 2 weken. Is dit wettelijk correct?
A
Nee, moet minimaal één maand.
B
Nee, mag maximaal 2 maanden.
C
Ja, er is geen minimale periode
D
Ja, maar alleen als Amaniel dit goedkeurt
Slide 22 - Quiz
Als Jumbo failliet gaat dan kun je eerst een loonvordering indienen bij:
A
de curator
B
de onderliggende rechtspersoon
C
het uwv
D
je werkgever
Slide 23 - Quiz
Wie int belasting?
A
De overheid
B
De regering
C
De belastingdienst
D
De generale inspecteur
Slide 24 - Quiz
Hoeveel verschillende soorten belasting zijn er?
Slide 25 - Mind map
Welke belasting is van toepassing op dit vak? (werk en inkomen?
A
Vennootschapsbelasting
B
BTW
C
Winstbelasting
D
Inkomstenbelasting
Slide 26 - Quiz
Inhoudingsplichtige is de ?
A
werkgever
B
werknemer
Slide 27 - Quiz
Wat is de verband tussen loonbelasting en inkomstenbelasting?
Slide 28 - Mind map
Wat is een heffingskorting
A
Een aftrekpost van de belasting
B
Korting op de netto te betalen belasting
C
Een extra bedrag bovenop een belastingaanslag
D
Een arbeidsrechtelijke vrijstelling van belasting
Slide 29 - Quiz
Wat is geen bijzonder arbeidsrechtelijk beding
A
boetebeding
B
proeftijdbeding
C
geheimhoudingsbeding
D
vaststellingsbeding
Slide 30 - Quiz
Welke type CAO heeft Unilever, een grote multi-national
A
Minimum CAO
B
Bedrijfstak-cao
C
bedrijfs-cao
D
Standaard cao
Slide 31 - Quiz
Het FNV heeft met de metaal industrie een CAO gesloten waarvan niet kan worden afgeweken. Welk type cao gaat het om?
A
Minimum CAO
B
bedrijfs-cao
C
bedrijfs-cao
D
Standaard cao
Slide 32 - Quiz
Welke concrete stap zou jij adviseren?
Slide 33 - Mind map
Selma heeft een tijdelijk contract gehad voor één jaar. Daarna heeft ze een tijdelijk contract gehad ter vervanging van een zieke collega. Het duurt maar liefst 18 maanden voor die collega is hersteld. Haar werkgever geeft nu aan dat over een maand Selma zal worden ontslagen. Wat is nu juist?
A
Het ontslag is geldig. De collega is hersteld. En er is een maand aanzegtermijn. gehouden.
B
Het ontslag is geldig. Het tijdelijke contract is afgelopen. En er zijn niet meer dan 3 contracten.
C
Het ontslag is ongeldig. Er is langer dan 2 jaar gewerkt, en dus een vast contract. Dit kan niet zomaar worden opgezegd.
D
Het ontslag is ongeldig. Er is langer dan 2 jaar gewerkt, maar de keten is doorbroken. Dus geen vast contract
Slide 34 - Quiz
Op grond van welke reden mag iemand op staande voet worden ontslagen?
A
Persoonlijke reden
B
Zware reden
C
Dringende reden
D
Diefstal
Slide 35 - Quiz
Wat is GEEN manier om een arbeidsovereenkomst te beeindigen?
A
Ontbinding
B
Rechtswege
C
Wederzijds goedvinden
D
Eenzijdige terminatie
Slide 36 - Quiz
Op welke grond kan een werkgever de arbeidsovereenkomst opzeggen?
A
Onvoldoende functioneren
B
Liegen op het sollicitatiegesprek
C
Dronken zijn op het werk
D
Bedrijfseconomische omstandigheden
Slide 37 - Quiz
Wat betekent het woord "conjunctuur"?
A
Schommelingen van economische groei
B
Golfbeweging van werkeloosheid
C
Variatie van vacatures op de arbeidsmarkt
D
alle antwoorden zijn onjuist
Slide 38 - Quiz
Wat is hoog conjunctuur?
A
Er is veel conjunctuur in de economie
B
De economie is herstellende van een crisis
C
alle antwoorden zijn correct
D
Het gaat goed met de economie
Slide 39 - Quiz
Wat is een ruime arbeidsmarkt?
A
Het gaat goed met de economie
B
Er zijn weinig vacatures
C
Er zijn veel vacatures
D
Het gaat slecht met de economie
Slide 40 - Quiz
Wat is GEEN recht van de ondernemingsraad?
A
Informatierecht
B
Initiatiefrecht
C
Facilitatierecht
D
Instemmingsrecht
Slide 41 - Quiz
Joa (44 jaar oud) is sinds 9 maanden werkzaam bij de Jumbo. Hij wil zich verkiesbaar stellen voor de OR. Kan dit?
A
Nee
B
Ja
Slide 42 - Quiz
Er zijn een aantal banken failliet gegaan. Hierdoor zijn veel mensen hun baan kwijt geraakt. Dit is een vorm van: