1.1 Stofeigenschappen (dichtheid)

1.1 Stofeigenschappen

Dichtheid
Welkom 3M/4M
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

1.1 Stofeigenschappen

Dichtheid
Welkom 3M/4M

Slide 1 - Slide

1.1 Stofeigenschappen
  • De leerling weet wat de dichtheid van een stof betekent.
  • De leerling kent de formule van dichtheid en kan die toepassen.
  • De leerling kan beredeneren wat er gebeurd als er stoffen met verschillende dichtheden bij elkaar zitten.

Slide 2 - Slide

1.1 Stofeigenschappen

Slide 3 - Slide

Dichtheid

Slide 4 - Slide

Dichtheid
De dichtheid zegt dus iets over hoeveel materiaal (massa) er in een bepaalde ruimte (volume) zit. De combinatie van die 2 geeft je de dichtheid. 

Het blijkt dat elke stof zijn eigen dichtheid heeft. Als je gaat kijken naar hoeveel 1 cm3 goud weegt, dan is dat altijd 19,3 gram. Bij aluminium is dat 2,7 g per cm3

Slide 5 - Slide

Dichtheid
Door de dichtheid van een stof te bepalen kun je er dus achter komen met welke stof je te maken hebt... Dit is dus een stofeigenschap!

En ook een stofconstante
want het is een getal!

Slide 6 - Slide

Dichtheid
De dichtheid reken je uit door de massa te delen door het volume. Je wilt namelijk steeds kijken hoeveel gram 1 cm3 weegt, zo kun je eerlijk vergelijken. In formule:
                                                   ρ=m/V

ρ = dichtheid in gram per kubieke centimeter (g/cm3)
m = massa in gram (g)
V = volume in kubieke centimeter (cm3)
Aantekening op het bord

Slide 7 - Slide

Dichtheid
De dichtheid zegt nog meer. Iets met een kleine dichtheid ligt altijd boven op iets met een grote dichtheid. Helium heeft een kleinere dichtheid dan lucht en zal dus bovenop de lucht willen zitten (opstijgen).
Olie heeft een kleinere dichtheid dan water en dus drijft olie op het water. IJzer heeft een grotere dichtheid dan water en zal dus zinken in het water. 

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Een symbool voor massa kan zijn...
A
g
B
cm
C
p
D
m

Slide 11 - Quiz

Wat is het zwaarste...
A
een kilo zilver
B
een kilo veren
C
twee kilo veren

Slide 12 - Quiz

Wat heeft het kleinste volume
A
kilo goud
B
kilo lood
C
kilo water

Slide 13 - Quiz

De eenheid van dichtheid is...
A
g/cm3
B
cm3/g

Slide 14 - Quiz

Als je het de massa deelt door het volume dan bereken je...
A
het gewicht
B
de inhoud
C
de dichtheid
D
de zwaarte

Slide 15 - Quiz


De blokken zijn gemaakt van hetzelfde materiaal.
Wat kun je zeggen over de dichtheid?

A
Blok 1 heeft de grootste dichtheid
B
Blok 2 heeft de grootste dichtheid
C
De dichtheid van beide blokken is gelijk
D
Je kunt niet weten welk blok de grootste dichtheid heeft

Slide 16 - Quiz

Zout water heeft ...
A
een hogere dichtheid dan zoet water
B
een lagere dichtheid dan zoet water
C
dezelfde dichtheid als zoet water

Slide 17 - Quiz

De dichtheid van 1 kilogram lood en 1 gram lood
A
is gelijk
B
is niet gelijk

Slide 18 - Quiz

Welke formule gebruik je bij het berekenen van het volume?
A
l x b x h
B
m/v
C
p x v

Slide 19 - Quiz

Dichtheid
Aan de slag!

1) Lees blz. 10
2) Maak opdr. 9, 10, 11, 13, 14

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide