3A1 future will / going to

Dear class,
Before you start working on your homework you have to watch, read, do this LessonUp first 
1 / 22
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Dear class,
Before you start working on your homework you have to watch, read, do this LessonUp first 

Slide 1 - Slide

5.2 Basics
Future (toekomende tijd)
will / shall OF to be going to

Slide 2 - Slide

TO BE GOING TO
Je gebruikt een vorm van to be going to wanneer..

1. je iets van plan bent in de toekomst;
      I am going to watch a movie tonight.
2. je zeker weet dat iets zal gaan gebeuren.
      Look at those clouds! It is going to rain.


D

Slide 3 - Slide

TO BE GOING TO
TO BE + going to + werkwoord
wanneer er als werkwoord "to walk" staat, gebruik dan alleen "walk" zonder "to".
dit neem je gewoon letterlijk zo over.
am, is of are

Slide 4 - Slide

TO BE GOING TO
She         is               going to                  eat               rice.
She         is    not    going to                  eat               rice.
Is           she             going to                  eat               rice?

Slide 5 - Slide

Je weet nu hoe 'to be going to' werkt en wanneer je het gebruikt (als iets al vaststaat of je het vast van plan bent)
Dan is het volgende onderwerp aan de beurt:
will - shall

Slide 6 - Slide

WILL & SHALL
Je gebruikt een vorm van will & shall  wanneer..

1. iets in de toekomst gaat gebeuren;
      It will be dark soon.
2. je iets spontaan besluit te gaan doen.
      Alright then, I will help you in a minute.


Slide 7 - Slide

WILL & SHALL
Je gebruikt een vorm van will & shall  bij..

3. een veronderstelling, belofte, aanbod, verzoek en voorspelling.
   He will not be on time. He never is.

Slide 8 - Slide

WILL & SHALL
Bevestigend
Ontkennend
Vragend
will + WW
She will help me.
Tekst
shall + WW
I shall help her.
won't + WW
She won't help  me.
shan't + WW
I shan't help her.
will + WW
Will she help me?
shall + WW
Shall I help her?

Slide 9 - Slide

WILL & SHALL
WILL
SHALL
Dit mag bij elk onderwerp (I, you, we, they, he, she, it) en bij elke soort zin (bevestigend, ontkennende, vragend).
Dit mag alleen bij I en we. Je mag het gebruiken bij een bevestigende of ontkennende zin, maar je moet het gebruiken in een vraagzin,

Slide 10 - Slide

Quiz

WILL/ TO BE GOING TO

Slide 11 - Slide

Wanneer gebruik je will?
A
Iets van plan zijn
B
Een voorspelling zonder bewijs
C
Iets aanbieden
D
Belofte

Slide 12 - Quiz

Wanneer gebruik je to be going to?
A
Een voorspelling met bewijs
B
Iets van plan zijn
C
(Spontaan) besluit
D
Belofte

Slide 13 - Quiz

You ..... probably ..... first prize.
A
will ... win
B
are ... going to win

Slide 14 - Quiz

You must be hungry.
I ... you a sandwich.
A
am going to make
B
will make

Slide 15 - Quiz

I have no idea, but I have a feeling that my team ..... tomorrow's match.
A
will win
B
is going to win

Slide 16 - Quiz

Look! He ...... off his bike!
A
will fall
B
is going to fall

Slide 17 - Quiz

They ..... there on time.
A
are not going to be
B
won't be

Slide 18 - Quiz

Marc ...... this week. He has broken his knee.
A
isn't going to train
B
won't train

Slide 19 - Quiz

The match ..... in a few minutes.
A
is going to start
B
will start

Slide 20 - Quiz

Final question:

We ..... a film tonight.
A
will watch
B
are going to watch

Slide 21 - Quiz

homework time!
Finish your homework:
exercises 15, 16, 17 AND 20, write an e-mail
Send your e-mail to me.

Slide 22 - Slide