This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Planning
- afmaken herhaalopdrachten, daarna samen nakijken
- Uitleg X-chromosomale overerving
- X-chromosomaal met een stamboom
- Opdrachten maken
Slide 2 - Slide
Vandaag
-Huiswerkcheck
-terugblik
-uitleg bs 4
- samen inoefenen
- zelfstandig werken
Slide 3 - Slide
Doelstellingen
Je weet hoe geslacht bepaald wordt
Je kunt het stappenplan voor kruisingsvraagstukken toepassen bij eigenschappen die op het X-chromosoom liggen
Je kunt uit een stamboom afleiden of eigenschappen X-chromosomaal kunnen overerven.
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Een overerving kan:
autosomaal of X-chromosomaal zijn.
Wat is het verschil?
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
B = kleurenziend b = kleurenblind
Moeder is drager
Slide 11 - Slide
X-chromosomale overerving
- Zonen krijgen het x-chromosoom altijd van hun moeder
- Dochters krijgen altijd een x-chromosoom van hun vader en van hun moeder
Kruisingsregel x-chromosomale overerving:
'zieke dochters hebben zieke vaders'
dus...........
Slide 12 - Slide
Schrijf de genotypes op van alle familieleden
Hoe groot is de kans dat ? korte vingers krijgt?
Slide 13 - Slide
Samen inoefenen/huiswerk
We maken samen opdracht
Zelfstandig werken: opdracht
Dit is ook het huiswerk
Klaar kijk na met een nakijkboekje
Pak je leesboek of ga rustig iets voor jezelf doen
Slide 14 - Slide
Wat is het verschil tussen een FENOTYPE en een GENOTYPE?
A
Het fenotype is het totale DNA in je cellen en het genotype zijn de zichtbare uiterlijke kenmerken.
B
Het genotype zijn alle verschillende cellen en het fenotype zijn alle verschillende genen.
C
Het fenotype zijn alle verschillende cellen en het genotype zijn alle verschillende genen.
D
Het genotype is het totale DNA in je cellen en het fenotype zijn de zichtbare uiterlijke kenmerken.
Slide 15 - Quiz
Zet in de juiste volgorde van klein naar groot:
A
cel - chromosoom - DNA - gen
B
gen - chromosoom - DNA - cel
C
gen - chromosoom -cel - DNA
D
gen - DNA - chromosoom - cel
Slide 16 - Quiz
Wat is een gen?
A
De informatie voor alle erfelijke eigenschappen
B
Alle zichtbare eigenschappen
C
Een deel van een chromosoom
met informatie voor één eigenschap.
D
Een chromosoom in de celkern met erfelijke informatie.
Slide 17 - Quiz
Zet de juiste omschrijving bij het juiste begrip.
46
23
2
Zoveel exemplaren heb je van ieder gen in een lichaamscel
Zoveel chromosomen zitten in iedere lichaamscel (=autosomaal)
Zoveel chromosomen zitten in iedere geslachtscel
Slide 18 - Drag question
Hoe noemen we deze afbeelding en wat is het geslacht?
A
Dit is een genenbank en het is een man
B
Dit is een karyogram en het is een man
C
Dit is een genenbank en het is een vrouw
D
Dit is een karyogram en het is een vrouw
Slide 19 - Quiz
Stel een "Rus" konijn wordt gekruist met een "Donker geel" konijn. Alle nakomelingen zijn "Midden geel". Hoe noemen we het fenotype van deze nakomelingen?
A
een dominant fenotype
B
een recessief fenotype
C
een intermediair fenotype
D
een heterozygoot fenotype
Slide 20 - Quiz
De overerving is autosomaal. Korte vingers is dominant. Hoe groot is de kans (in %) dat kind(?) korte vingers zal krijgen?
Slide 21 - Open question
Het gen voor een autosomale eigenschap kan liggen op:
-bij X-chromosomale overerving geldt dat dominante zoons altijd een dominante moeder hebben.
-Is er een zoon die een ander fenotype heeft dan moeder en/ of een dochter die een ander fenotype heeft dan vader: het X allel van de man is recessief.
Slide 23 - Slide
Is uit de stamboom af te leiden of dit allel autosomaal of X-chromosomaal overerft?
A
Ja, de ziekte erft autosomaal over.
B
Ja, de ziekte erft X-chromosomaal over.
C
C. Nee, dit is niet hieruit op te maken.
Slide 24 - Quiz
Kan de eigenschap (zwart) X-chromosomaal zijn of niet?
A
Ja, dat zou kunnen
B
Nee, dat kan niet
C
Te weinig informatie
Slide 25 - Quiz
Kan deze eigenschap haarkleur ook X-chromosomaal overerven? Leg uit.
A
ja; de moeder is heterozygoot (XA Xa)
B
ja; beide ouders zijn heterozygoot
C
nee; de vader heeft XA Y-; dus de dochters hebben altijd XA
D
nee; de vader heeft XA Y-; dus de dochters hebben altijd Y-
Slide 26 - Quiz
kritisch lezen... :)
aantal chromosomen in een menselijke cel
aantal chromosoomparen in een menselijke cel
aantal chromosomen in een menselijke geslachtscel
aantal geslachtschromosomen in een lichaamscel
aantal X-chromosomen in een lichaamscel
van een vrouw
...
...
...
...
...
21
22
23
24
2
44
46
1
21
22
23
24
2
44
46
1
Slide 27 - Drag question
Ik snap nu X-chromosomale kruisingen
A
Ja, ik snap het en kan er zelf mee aan de slag.
B
Gedeeltelijk, ik vind het erg lastig
C
Nee, ik snap er helemaal niets van
Slide 28 - Quiz
Het allel voor de ziekte is X-chromosomaal.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 29 - Quiz
Aan de slag
Maak de opdrachten van basisstof 4
Klaar? Maak de opdrachten van onderstaande link
Extra uitleg: https://biologiepagina.nl/Havo4/genetica/uitlegerfelijkheid.htm
Je kunt hier ook video’s vinden als je het lastig vindt!