This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
D-toets Gouden Eeuw
Slide 1 - Slide
Pak je mobiel!!
Tijdens deze les gelden de algemene regels voor het gebruik van een telefoon. (T'is maar dat je het weet :))
Gaf naar LessonUp.
Gebruik je 'echte' naam.
Na afloop gaat de telefoon terug naar de plek waar hij thuis hoort, de telefoontas.
Slide 2 - Slide
Waarom wordt de "Gouden Eeuw" de GOUDEN eeuw genoemd?
A
Doordat de Nederland erg veel verdiend hebben in deze eeuw.
B
In de kunst werd erg veel goud gebruikt.
C
Deze eeuw was Nederland leidend op veel gebieden. Bijvoorbeeld sport.
D
Het was een eeuw van grote voorspoed.
Slide 3 - Quiz
Gouden Eeuw Welke eeuw was de Gouden Eeuw?
A
14e eeuw
B
15e eeuw
C
16e eeuw
D
17e eeuw
Slide 4 - Quiz
Gouden Eeuw. In welke land(en) spreek je van de Gouden Eeuw?
A
Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
B
Republiek + Belgie
C
Nederland
D
West-Europa
Slide 5 - Quiz
Gouden Eeuw Welk woord hoort NIET bij de Gouden Eeuw?
A
rijkdom
B
kunst
C
koninkrijk
D
oorlog
Slide 6 - Quiz
Wat is een aandeel?
A
Een stukje van een bedrijf
B
Een klein deel van de winst
C
Een andere naam voor de VOC
D
Een plek waar je spullen verkoopt
Slide 7 - Quiz
Wat is een handelsmonopolie?
A
De plicht om handel te drijven
B
Het recht om als enige producten te verhandelen
C
Het recht om overal handel te drijven
D
De plicht om als enige producten te verhandelen
Slide 8 - Quiz
Hoe werd het bestuur van de VOC genoemd?
A
Heren zestien
B
Heren zeventien
C
Bestuur
D
Directie
Slide 9 - Quiz
Wie bestuurden de VOC?
A
De stadhouder
B
Johan van Oldenbarnevelt
C
Heren Zeventien
D
De grootste stad
Slide 10 - Quiz
Hoe noem je een afdeling van de VOC?
A
Een ruimte
B
Een kamer
C
De Heren Zeventien
D
Een omgeving
Slide 11 - Quiz
Versleep de kaarten van Amsterdam in de juiste tijdsvolgorde over de groei van Amsterdam ten tijden van de Gouden Eeuw.
Slide 12 - Drag question
De Gouden eeuw
Niet de Gouden eeuw
Slide 13 - Drag question
Juist
Onjuist
De meeste mensen in de Gouden Eeuw waren straatarm
De kooplieden in Amsterdam werden rijk door de handel.
Slide 14 - Drag question
Ontdekkers en hervormers
Regenten en vorsten
Steden en staten
Reformatie
Kruistochten
Gouden Eeuw
Slide 15 - Drag question
Welke gebieden waren de belangrijkste handelsgebieden voor Nederland in de Gouden Eeuw?
Azië
Afrika
Oostzee
Noordzee
Slide 16 - Drag question
De VOC en het begin van een wereldeconomie is.....
A
mentaal
B
cultureel
C
politiek
D
economisch
Slide 17 - Quiz
Wereldeconomie is van toepassing op:
A
De Oostzeevaart
B
Niets
C
De VOC
D
De WIC
Slide 18 - Quiz
Wat betekent 'wereldeconomie'?
A
Contact en handel met alle werelddelen
B
Alle werelddelen samen
C
Contact met alle werelddelen
D
Handel met alle werelddelen
Slide 19 - Quiz
Hoe noem je de Nederlandse slavenhandel van de WIC?
Juiste antwoord
Atlantische slavernij
Trans-Atlantische slavenhandel
Trans-Pacifische slavenhandel
Atlantische-Trans slavenhandel
Slide 20 - Drag question
Wat hoort bij....
VOC
WIC
1602
1621
Slavenhandel
Specerijenhandel
Azië
Amerika
Kaapvaart
Heren 17
Slide 21 - Drag question
Wat hoort bij elkaar?
Oosten
Westen
Slavenhandel
Kaapvaart
Specerijen
JP Coen
Eerste Multinational
1602
1621
Slide 22 - Drag question
WIC
VOC
Azië
Driehoekshandel
Slavenhandel
Specerijen
1602
1621
Tabak
Slide 23 - Drag question
Wat is de VOC?
A
Een sportclub
B
Een handelsbedrijf met handel in Afrika
C
Een handelsbedrijf met handel in Azië
D
Een supermarkt
Slide 24 - Quiz
De VOC werd opgericht in 1602, maar waar staat VOC voor?
A
Verenigde Oostelijke Compagnie
B
Verenigde Oost-Indische Club
C
Verenigde Oostwaartse Compagnie
D
Verenigde Oost-Indische Compagnie
Slide 25 - Quiz
De VOC had een aantal rechten. Wat zijn rechten van de VOC?
A
De VOC mocht oorlog voeren
B
De VOC mocht verdragen sluiten
C
De VOC mocht forten bouwen
D
De VOC mocht als enige handel drijven met Azië
Slide 26 - Quiz
Wat is handelskapitalisme?
A
Alleenrecht om in een gebied (of in een bepaald product) handel te drijven.
B
Boeren werken voor de nijverheid of voor de export en niet alleen meer voor eigen dorp of streek.
C
Versterkt steunpunt voor de handel van bijvoorbeeld VOC of WIC
D
Kapitaal vermeerderen door handel te drijven én door gekochte (ingevoerde) materialen en grondstoffen te laten bewerken en daarna te verkopen met meer winst dan met handel alleen.
Slide 27 - Quiz
Wat is een beurs?
A
De plek waar handelaren hun goederen verkopen
B
De plek waar aandelen worden verkocht
C
De plaats waar schepen aanmeren
D
De plek waar dividend wordt uitbetaald
Slide 28 - Quiz
koppel het begrip aan de juiste beschrijving
Gouden eeuw
Stapelmarkt
Beurs
Gebouw waar kooplieden handeldreven
Plek waar goederen worden opgeslagen en worden verhandeld.
Lange bloeiperiode waarin Nederland heel rijk was.
Slide 29 - Drag question
Juist of onjuist?
Juist
Onjuist
De zeventiende eeuw was voor de Republiek een Gouden Eeuw.
De VOC deed aan kaapvaart.
De wereldeconomie kon ontstaan door de ontdekkingsreizen.
De WIC werd opgericht tijdens de tachtigjarige oorlog tegen Spanje.
Op de Amsterdamse beurs werd gehandeld in slaven.
Slide 30 - Drag question
WIC staat voor?
A
Woldendorpse Indische Compagnie
B
West-Indische Compagnie
C
Woeste-Indische Compagnie
D
Wereld-India Compagnie
Slide 31 - Quiz
Wat verhandelde de WIC?
A
Kleding en koeien
B
Goud, suiker en slaven
C
Thee, suiker, cacao
D
Wapens, goud en zilver
Slide 32 - Quiz
De WIC werd ook opgericht om...
A
De Portugezen dwars te zitten
B
Nederlandse schepen te beschermen
C
De Spanjaarden dwars te zitten
D
De VOC te helpen tegen de Spanjaarden
Slide 33 - Quiz
De WIC is opgericht in...
A
1602
B
1611
C
1621
D
1630
Slide 34 - Quiz
Hoe heette Nederland in de Gouden Eeuw (na de Opstand)?
A
Nederland
B
Holland
C
De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
D
Bataafse Republiek
Slide 35 - Quiz
I In de zeventiende eeuw waren er in de Republiek geen welvaartsverschillen.
II Het ontstaan van de VOC en de WIC was het gevolg van het handelskapitalisme in de Republiek.
A
I is fout en II is goed
B
Beide zijn goed
C
I is goed en II is fout
D
Beide zijn fout
Slide 36 - Quiz
Wat waren de twee belangrijkste redenen voor de immigratie in de Republiek in de zeventiende eeuw?