2.7 Grammatica

H2.7 Grammatica
Woordsoorten:
  • zelfstandig naamwoord
  • lidwoord
  • werkwoord
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

H2.7 Grammatica
Woordsoorten:
  • zelfstandig naamwoord
  • lidwoord
  • werkwoord

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Aan het einde van de komende twee lessen kunnen we de volgende woordsoorten benoemen en aanwijzen in de zin:

Lidwoorden
Zelfstandige naamwoorden
Werkwoorden

Slide 2 - Slide

Woordsoorten
Losse woorden van een zin benoemen
Je geeft aan bij welke woordsoort elk woord hoort.
Drie woordsoorten:
- Zelfstandige naamwoord
- Lidwoord
- Werkwoord

Je maakt nu eerst opdracht 1 op bladzijde 153

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Lidwoorden

Drie lidwoorden: de, het, een
Een lidwoord staat nooit alleen!
Het staat altijd voor een zelfstandig naamwoord waar het bij hoort


Slide 5 - Slide

Soorten lidwoorden
Bepaalde lidwoorden: de + het
Je gebruikt ze als het wel duidelijk is wat of wie je bedoelt.
Voorbeeld: Het meisje gaf de prachtige ketting.

Onbepaalde lidwoorden: een
Je gebruikt het als het niet duidelijk is wat of wie je bedoelt.

Slide 6 - Slide

Het meisje gaf de prachtige ketting aan een goede vriendin 
Bepaald lidwoord: het, de
Onbepaald lidwoord: een

LET OP:
Verwar het lidwoord 'een' NIET met één! 
Dit noem je een telwoord 

Slide 7 - Slide

Opdrachten
We maken opdracht 8 en 9 op bladzijde 157

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Zelfstandige naamwoord (ZN)
Een woord voor:
- mensen:             leerlingen, tante, oom
- dieren:                 neushoorn, koe, hond
- planten:               eik, tulp, roos
- dingen:                mobiel, TV, kast 
Handige tip: Medipladi

Slide 10 - Slide

Namen
Plaatsnamen/landen: 
Eindhoven, Nederland

Namen:
Karin, Levi

Slide 11 - Slide

Hoe kun je controleren of iets een zelfstandig naamwoord is?


Er zijn                       manieren

Slide 12 - Slide

Manier 1
Lidwoord plaatsen voor een zelfstandig naamwoord

Het meisje
De fiets
Een ijsje

Slide 13 - Slide

Manier 2
Zelfstandige naamwoorden kun je vaak in het meervoud of enkelvoud zetten:
één fiets                                       twee fietsen

Slide 14 - Slide

Manier 3
Je kan een verkleinwoord maken van zelfstandige naamwoorden:
Tafel                                                           Tafeltje

Slide 15 - Slide

Aan het werk
Opdracht 6 maken we samen

Opdracht 2, 5, 7 en 10 maak je alleen

Morgen gaan we verder met het woordsoort werkwoord
en de rest van de opdrachten van paragraaf 2.7

Slide 16 - Slide

H2.7 Grammatica les 2
Woordsoorten:
  • zelfstandig naamwoord
  • lidwoord
  • werkwoord

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Werkwoorden
Het woordje 'werk' verklapt het al
Een werkwoord is een doe- woord 

Het zegt:
* wat iets of iemand doet
* wat er gebeurt
Bijvoorbeeld: Kiezen, drinken, opruimen, hebben, worden

Slide 19 - Slide

In de zin kan de vorm van het werkwoord veranderen:
- Hele werkwoord: 'Kiezen'
- Vormen van het werkwoord 'kiezen': kies, kiest, koos, kozen, gekozen

Je kan dus voor een werkwoord 'ik', 'jij', 'hij', 'wij', 'zij' plaatsen

Slide 20 - Slide

Samenvattend
Lidwoord: de, het, een
Zelfstandige naamwoord: medipladi
Werkwoord: doe- woord

Slide 21 - Slide

Een oude man steekt de straat over.

Hoeveel ZN heeft deze zin?
A
1
B
2
C
3
D
geen

Slide 22 - Quiz

Hoeveel lidwoorden heeft de volgende zin:
De jongen kust het meisje
A
1
B
2
C
3
D
geen

Slide 23 - Quiz

Jantje fietst altijd heel hard door de straat.
Wat is het werkwoord in deze zin?
A
Jantje
B
straat
C
fietst
D
geen WW

Slide 24 - Quiz

We gaan aan het werk
We maken eerst samen opdracht 2 op blz. 154
Daarna maak je alleen opdracht: 13, 16, 20, 21
Ben je hiermee klaar...je gaat online verder met test jezelf van Hoofdstuk 2.7

Slide 25 - Slide