SP1A: woordenschat H3

1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

SP1A: dinsdag 14 december

Slide 2 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
  • Opening: Het grote dilemma spel
  • Classroom 
  • Leestoets bespreken
  • Aan de slag met woordenschat H3
  • Nakijken
  • Werkvorm (startopdracht)
  • Tijd over? Wie biedt?

Slide 3 - Slide

Het grote dilemma spel
Wat kies jij? Je moet kiezen!
timer
1:00

Slide 4 - Slide

Classroom
Ga naar Classroom en accepteer de uitnodiging!

Slide 5 - Slide

Toets bespreken
- Toets basis bespreken -> de andere leerlingen gaan aan de slag met de opdrachten (opd. 1 t/m 7 op blz. 80 t/m 82)

- Toets kader bespreken -> de andere leerlingen gaan aan de slag met de opdrachten (opd. 1 t/m 9 op blz. 102 t/m 106)


Slide 6 - Slide

Aan de slag
Ga aan de slag met de opdrachten van woordenschat H3.

Basis: opdracht 1 t/m 9 (blz. 102 t/m 106)
Kader: opdracht 1 t/m 7 (blz. 80 t/m 82)

Klaar? Nakijken (antwoorden staan op Classroom)

Slide 7 - Slide

Werkvorm
1. Schrijf de letters van je voornaam onder elkaar.
2. Noteer in 2 minuten achter elke letter zo veel mogelijk voorbeelden van Nederlandse plaatsnamen.
3. Bij welke letter heb je de meeste voorbeelden?
timer
2:00

Slide 8 - Slide

Super challenge! Wie biedt?
Wie biedt? Ik noem een categorie op. Jullie bedenken zoveel mogelijk voorbeelden van deze categorie. Degene die het hoogste biedt, mag het gaan proberen. Haal je het aantal geboden voorbeelden, dan krijg je de punten, anders niet!  

Je hebt steeds één
minuut de tijd om na te denken
en 1 minuut om op te noemen!
timer
1:00

Slide 9 - Slide

Woordenschat 
  • Je leert voorbeelden van
    onbekende woorden
    vinden.


Slide 10 - Slide

Een voorbeeld zoeken
Ken je de betekenis van een woord niet? Kijk dan of er in de tekst voorbeelden worden genoemd. 

Deze voorbeelden maken de betekenis van een onbekend woord duidelijk. 

Slide 11 - Slide

Zo zoek je een voorbeeld:
  • Kijk of in dezelfde zin voorbeelden genoemd worden. Voorbeelden staan soms tussen haakjes, komma's of streepjes. Bijvoorbeeld:
    Op Christelijke feestdagen (Pasen, Pinksteren, Kerstmis) hoef je niet naar school.
  • Let op de woorden zoals, bijvoorbeeld, een voorbeeld van. Na deze woorden worden vaak voorbeelden genoemd. Bijvoorbeeld:
    Niemand kan meer zonder sociale media, zoals Snapchat, Instagram en Pinterest. 

Slide 12 - Slide

Categorieën 
- Fruit                                                    - Meisjesnamen
- Sporten                                            - Jongensnamen
- Dieren                                                - Bordspellen
- Drinken                                              - Plaatsnamen
- Vervoer                                              - Beroepen
- Beroemdheden                              - Groenten
- Films en series                                - Kleuren
 
timer
1:00

Slide 13 - Slide

Een korte herhaling: omschrijving 


Soms weet je de betekenis van een woord in een tekst niet. Dan kun je naar de omschrijving in de tekst zoeken. Die omschrijving staat soms in een andere zin in de tekst of tussen haakjes achter het woord.





Slide 14 - Slide

Zo zoek je de omschrijving:
1. Tussen haakjes of komma's
Voorbeeld: 'Bij de entree (ingang van een gebouw) kun je een kaartje kopen'.
2. De betekenis staat in de volgende zin. 
Voorbeeld: 'De meteorologen zijn weer op tv. Dit zijn mensen die het weer voorspellen voor hun beroep'. 
3. De betekenis staat in de vorige zin. 
Voorbeeld: 'Sommige muzikanten krijgen veel post van bewonderaars. Meestal beantwoorden ze hun fanmail niet zelf'. 

Slide 15 - Slide

Hoe goed kennen jullie het?
Ga naar: 
www.quizlet.com/live 

Slide 16 - Slide

Zelf aan de slag
  • Ga verder met opdracht 1 t/m 3 op bladzijde 50 van je boek. Klaar? Laat het aan mij zien!

Klaar?
  • Verder werken aan de woordenlijst op Classroom (woordenschat H2).
  • Verder lezen uit je leesboek.
  • Alles af?
    Ga naar www.cambiumned.nl --> oefenen --> stijl 
    --> maak de oefeningen van synoniemen (4 in totaal).

Slide 17 - Slide