TH1: woordenschat H3

TH1B: woensdag 1 december
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

TH1B: woensdag 1 december

Slide 1 - Slide

Wat gaan doen vandaag?
  • 10 minuten lezen
  • Woordenschat bingo
  • Afmaken + nakijken huiswerk
  • Woordenlijst Classroom

Slide 2 - Slide

timer
10:00

Slide 3 - Slide

Bingo: wat is de opdracht?
  1. Teken op het blad een bingokaart. Deze bestaat uit 9 hokjes (zie voorbeeld).
  2. Je ziet straks een woordenlijst met woorden uit woordenschat H3. Je kiest 9 woorden uit en zet deze in de hokjes. In ieder hokje schrijf je 1 woord. 
  3. Ik vertel de omschrijving van het woord (zoals dit in het boek staat). Herken jij één van de woorden die jij hebt opgeschreven? Dan streep je hem weg.

Wie lukt het om als eerste een GOEDE bingo te hebben?
We spelen voor een volle kaart!

Slide 4 - Slide

Bingowoorden
project                        overeenstemmen               publiek
herkomst                   tradities                                   agrarisch
expositie                   melkveehouderij                  programma
aanslaan                    vee                                             delicatesse
illustreren                 exact                                          royalty
objecten                   circa                                           zuivelproduct
regionaal                  getuige zijn van                    religie
                                                 

Slide 5 - Slide

Aan de slag

- Ga verder met opdracht 1 t/m 4 op bladzijde 76 en kijk dit na (antwoorden staan op Classroom).

- Nagekeken? Maak de woordenlijst van H3 op Classroom. Deze moet uiterlijk aankomende zondag (5 dec) ingeleverd zijn!!!






Slide 6 - Slide

Woordenschat H3
  • Je leert voorbeelden van
    onbekende woorden vinden. 


Slide 7 - Slide

Een voorbeeld zoeken
  • Ken je de betekenis van een woord niet?

  • Kijk in de tekst of er voorbeelden worden genoemd.

  • Deze voorbeelden maken de betekenis van een onbekend woord vaak duidelijk.


Slide 8 - Slide

Zo zoek je een voorbeeld
  1. Kijk of er in dezelfde zin voorbeelden genoemd worden. Voorbeelden staan soms tussen haakjes, komma's of strepen.
  2. Na de volgende woorden worden vaak voorbeelden genoemd: als, zoals, bijvoorbeeld, een voorbeeld van.
  3. Na een dubbele punt (:) vind je soms ook voorbeelden.

Slide 9 - Slide

Kijk maar eens naar deze zin:

Op het verjaardagsfeest van mijn nicht kregen we allerlei Franse delicatessen, zoals petitfours en meringues (schuimgebakjes).


Van welk woord ken je nu de betekenis?

Welk woord geeft dit aan?

Slide 10 - Slide

OPDRACHT
Lees de zin en let op de onderstreepte woorden. Van welk ander woord in de zin zijn dat voorbeelden?

In dat verhaal staan veel uitdrukkingen, zoals op de goede weg zijn, er is geen vuiltje aan de lucht en de appel valt niet ver van de boom.
uitdrukkingen

Slide 11 - Slide


Je kunt veel attracties  bezoeken, zoals een speeltuin, pretpark of dierentuin.

Slide 12 - Open question


In de kustprovincies als Zeeland en Noord-Holland waait het vaak hard.

Slide 13 - Open question


Hij heeft veel tegenvallers gehad: een lekke band, geen zakgeld en een ontstoken kies.

Slide 14 - Open question


Al onze schrijfmaterialen zijn geschikt: pennen, potloden, stiften en markers.

Slide 15 - Open question


Er staan verschillende illustraties (foto's, tekeningen, cartoons) in het boek.

Slide 16 - Open question

Aan de slag
Ga aan de slag met opdracht 1 t/m 4 op bladzijde 76.

Klaar? 
- Maak de woordenlijst van H3 op Classroom.

Succes!




Slide 17 - Slide