02. Thema 5.1 Genotype en fenotype (2) 11-4

Thema 5:
Erfelijkheid en evolutie
Basisstof 1: Genotype en fenotype (vervolg)
1 / 24
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Thema 5:
Erfelijkheid en evolutie
Basisstof 1: Genotype en fenotype (vervolg)

Slide 1 - Slide

Doel: Genotype en fenotype
  • Je kunt benoemen dat alle cellen van je lichaam dezelfde erfelijke informatie bevatten.
  • Je kunt omschrijven wat genotype en fenotype zijn.

Slide 2 - Slide

Genotype
Fenotype

46 chromosomen

Slide 3 - Drag question

De mens, wat is waar?
er zijn er steeds 2 die 'bij elkaar passen'
ze lijken niet op elkaar, ze zijn allemaal heel verschillend
zijn allemaal hetzelfde
zijn stukjes van je genen met informatie van 1 eigenschap

Chromosomen

Slide 4 - Drag question

Een veldmuis heeft 46 chromosomen in een lichaamscel.
Is het genotype gelijk aan dat van een mens?
A
Ja
B
Alleen bij de bevruchting, daarna niet meer.
C
Nee, de erfelijke informatie op de chromosomen is anders.
D
Ja, de erfelijke informatie op de chromosomen is gelijk als die van een mens

Slide 5 - Quiz

1 Genen in een huidcel zijn gelijk aan de genen in de bevruchte eicel

2. Genen in dochtercellen komen voor in paren.
A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1 waar 2 nietwaar
D
1 nietwaar 2 waar

Slide 6 - Quiz

Hoeveel genen voor één erfelijke eigenschap zijn er aanwezig in een lichaamscel?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 7 - Quiz

Een zaadcel en een eicel zijn voorbeelden van een lichaamscel
A
ja
B
nee

Slide 8 - Quiz

Bekijk de jonge slang uit Australië
Sleepvraag 1
Sleepvraag 2
genotype
fenotype
door omgevings
factoren
op het moment 
van de bevruchting
genotype 
en
fenotype

Er zijn 3 ogen te zien in het ....................

Dit uiterlijk is ontstaan ...................

Slide 9 - Drag question

Bij de celdeling van lichaamscellen verandert de informatie van erfelijke eigenschappen NIET
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quiz

De informatie die in de twee genen van een genenpaar is opgeslagen, is altijd gelijk
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quiz

De twee genen van een genenpaar bevatten informatie voor ......vul in...... erfelijke eigenschappen.
A
dezelfde
B
verschillende
C
dat is onbekend
D
genen bevatten geen info over erfelijke eigenschappen

Slide 12 - Quiz

Een mens:

1. Een lichaamscel bevat 46 chromosomen, dat zijn 23 paar
chromosomen.
2. Een geslachtscel (zaadcel of eicel) bevat 23 chromosomen.
A
1: waar 2: nietwaar
B
1: nietwaar 2: waar
C
beide waar
D
beide nietwaar

Slide 13 - Quiz

1. Chromosomen zijn opgebouwd uit de stof DNA.
2. Het DNA bevat alle informatie van al je erfelijke
eigenschappen.
A
1: waar 2: nietwaar
B
1: nietwaar 2: waar
C
beide waar
D
beide nietwaar

Slide 14 - Quiz



Een gen bevat de informatie van 1 eigenschap
A
Waar
B
Nietwaar

Slide 15 - Quiz

De mens
Waar
Niet waar
Waar
Niet waar

Er zitten 46 chromosomen in elke lichaamscel
Elke lichaamscel bevat de informatie van al je erfelijke 
     eigenschappen.

Slide 16 - Drag question

1. Een geslachtscel (eicel of zaadcel) bevat 46 chromosomen.
2. De eicel bevat de erfelijke eigenschappen van de moeder
A
1: waar 2: nietwaar
B
1: nietwaar 2: waar
C
beide waar
D
beide nietwaar

Slide 17 - Quiz

1. Een zaadcel bevat erfelijke eigenschappen van de moeder

2. Na bevruchting, door een zaadcel, bevat de eicel 46 stuks / 23 paar chromosomen (informatie van alle erfelijke eigenschappen van de vader en de moeder)
A
1: waar 2: nietwaar
B
1: nietwaar 2: waar
C
beide waar
D
beide nietwaar

Slide 18 - Quiz

Elk organisme heeft hetzelfde aantal chromosomen in een cel
A
ja
B
nee

Slide 19 - Quiz


1. Chromosomen in een zaadcel en in een eicel komen enkelvoudig voor.
2. In een bevruchte eicel komen de genen in paren voor

A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1 waar 2 nietwaar
D
1 nietwaar 2 waar

Slide 20 - Quiz

1. Een gen is een klein deeltje van een chromosoom dat de informatie bevat voor één erfelijke eigenschap.

2. Elk chromosoom bevat 1 gen.


A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1 waar 2 nietwaar
D
1 nietwaar 2 waar

Slide 21 - Quiz

In iedere cel zit een kopie van de erfelijke eigenschappen van de ouders, in de vorm van chromosomen.
Op de ...1... zitten de ....2....
A
1 : Genen 2: Chromosomen
B
1: erfelijke materialen 2: Chromosomen
C
1: Chromosomen 2: erfelijke materialen
D
1: Chromosomen 2: Genen

Slide 22 - Quiz

In elke lichaamscel van
het menselijk lichaam zitten
A
46 genen
B
46 chromosomen
C
46 genen en 46 chromosomen
D
46 DNA ketens

Slide 23 - Quiz

Maken Thema 1:

Huiswerk
Maken § 5.1: af
+
Leren 5.1


Maken § 5.1: af 
+
Leren 5.1

BK
KGT

Slide 24 - Slide