Week 2 - Levensmiddelenchemie

Levensmiddelenchemie - week 2
1 / 42
next
Slide 1: Slide
ChemieMBOStudiejaar 1

This lesson contains 42 slides, with text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Levensmiddelenchemie - week 2

Slide 1 - Slide

Lesplanning
  • Doornemen weekplanning
  • Hoe kan ik dit vak het beste volgen? (Herhaling)
  • Uitwerkingen vetten opdracht 7 t/m 12
  • Aan de slag met opdracht 13 t/m 16
  • Uitwerkingen vetten opdracht 13 t/m 16
  • Aan de slag met opdracht 17 t/m 19
  • Uitwerkingen vetten opdracht 17 t/m 19
  • Afronding week 2

Slide 2 - Slide

Neem de weekplanning door, zoals je die van ons ontvangen hebt. Kijk goed wat er per week van je wordt verwacht en zorg dat je deze opdrachten maakt en begrijpt.

Slide 3 - Slide

Hoe kan ik dit vak het beste volgen?
Wat heb je nodig?
  • Boekje levensmiddelenchemie
  • BINAS
  • Vragenlijsten vetten, koolhydraten en eiwitten
  • Schrift
  • Pen, potlood, gum
  • Laptop (om op onderzoek uit te gaan)
  • Weekplanning (hierin staan de onderwerpen en opdrachten per les!)

Slide 4 - Slide

Hoe kan ik dit vak het beste volgen?
Tijdens deze lessen:
  • Eerst zelf onderzoeken! Het heeft geen zin om enkel de antwoorden te bekijken
  • Maak je opdrachten en zorg dat je op schema loopt
  • Zorg ervoor dat je de juiste antwoorden op de vragen verzameld
  • Maken eventueel een begrippenlijst (veel moeilijke woorden!)
  • Begin op tijd met het leren voor de toets
  • Houd overzicht (Print het materiaal en gebruik een snelhechter op je materiaal te verzamelen)


Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Vorige week: Ga op onderzoek uit!
Maak opdrachten vetten - opdracht 7 t/m 12

In week 2 volgen de uitwerkingen van deze opdrachten

Slide 7 - Slide

7. Geef de vorming van het volgende triglyceride weer:

- Glycerol
- Butaanzuur
- Propaanzuur
- Pentaanzuur

Slide 8 - Slide

De vorming van vetten, eiwitten en koolhydraten verloopt via een condensatiereactie


Lees hier! (klik om te openen)

Een condensatiereactie is een reactie waarbij moleculen worden gekoppeld onder afsplitsing van een klein molecuul. Meestal is dit water.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

7. Geef de vorming van het volgende triglyceride weer:

- Glycerol
- Butaanzuur
- Propaanzuur
- Pentaanzuur
Hoe ga je te werk?

  1. Teken glycerol, zorg dat de alcoholgroepen naar de rechterkant gericht zijn
  2. Teken de drie zuren, zorg ervoor dat de zuurgroepen naar de alcoholgroepen van de glycerol zijn gericht

Slide 11 - Slide

Hoe ziet dit eruit?
Glycerol
Butaanzuur
Propaanzuur
Pentaanzuur

Slide 12 - Slide

7. Geef de vorming van het volgende triglyceride weer:

- Glycerol
- Butaanzuur
- Propaanzuur
- Pentaanzuur
Hoe ga je te werk?

3. Teken het triglyceride aan elkaar
4. Geef aan hoeveel H2O moleculen hierbij ontstaan

Slide 13 - Slide

Hoe ziet dit eruit?

Slide 14 - Slide

8. Geef de hydrolyse vandit molecuul weer in structuurformules

Slide 15 - Slide

Wat is een hydrolyse reactie?
Lees hier! (klik om te openen)

Een hydrolysereactie is een reactie waarbij onder invloed van water een molecuul gesplitst wordt.

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

8. Hoe ga je te werk?
  1. Neem het molecuul over zoals deze gegeven is
  2. Kijk op hoeveel plaatsen het moet worden gesplitst en voeg een zelfde aantal water moleculen toe
  3. Teken de reactieproducten. Voor een triglyceride geldt:
             - 1 glycerol molecuul
             - 3 vetzuurmoleculen

Slide 18 - Slide

8. Hoe ziet dit eruit?

Slide 19 - Slide

9. Wat is het verschil tussen essentiële en niet-essentiële vetzuren?

Slide 20 - Slide

9. Wat is het verschil tussen essentiële en niet-essentiële vetzuren?



Essentiële vetzuren moet je binnenkrijgen via voeding
Niet-essentiële vetzuren kan je lichaam zelf aanmaken.

Slide 21 - Slide

10. Op welke manieren kun je vetzuren indelen?

Slide 22 - Slide

10. Op welke manieren kun je vetzuren indelen?
Er zijn twee manieren
  1. Op basis van verzadiging (zie afbeelding volgende slide)
  2. Op basis van essentiële vetzuren en niet-essentiële vetzuren
  3. Op basis van het aantal vetzuren aanwezig:

- 1 vetzuur aanwezig? --> monoglyceride
- 2 vetzuren aanwezig? --> diglyceride
- 3 vetzuren aanwezig? --> triglyceride

Slide 23 - Slide

10. Op welke manieren kun je vetzuren indelen?
Indeling op basis van verzadiging

Slide 24 - Slide

11. Wat zijn de verschillen tussen verzadigde en onverzadigde vetten?

Slide 25 - Slide

11. Wat zijn de verschillen tussen verzadigde en onverzadigde vetten?

Slide 26 - Slide

12. De volledige schrijfwijze van arachidonzuur is C20:4 Δ 5,8,11,14

 Teken arachidonzuur.

Slide 27 - Slide

12. De volledige schrijfwijze van arachidonzuur is C20:4 Δ 5,8,11,14

 Teken arachidonzuur.

Met behulp van een speciale code onderscheiden we de vetzuurmoleculen. 
  • Zo is C16:0 een vetzuur met 16 koolstofatomen en 0 dubbele verbindingen. 
  • En is C18:3 een vetzuur met 18 koolstofatomen en 3 dubbele verbindingen. 
  • In de natuur komen hoofdzakelijk vetzuurketens voor met een even aantal koolstofatomen.

Slide 28 - Slide

12. De volledige schrijfwijze van arachidonzuur is C20:4 Δ 5,8,11,14

 Teken arachidonzuur.

  • Wil je de plaats van de dubbele binding ook in de schrijfwijze aangeven, dan kun je het eerste koolstof-atoom van de dubbele binding(en) tellen vanaf de zuurgroep.
  • Hierbij wordt het teken Δ gebruikt 

Slide 29 - Slide

Ga op onderzoek uit!
Maak opdrachten vetten - opdracht 13 t/m 16

Af? Bekijk de juiste antwoorden in de volgende slides

Slide 30 - Slide

13. Wat verstaat men onder vetbederf?

14. Geef andere benamingen voor vetbederf

Slide 31 - Slide

13. Elke ongewenste verandering van een vetmolecuul waarbij de kwaliteit achteruit gaat. Onder vetbederf verstaan we ieder proces dat de voedingswaarde, smaak of geur van een eetbaar vet in negatieve zin veranderd.

14. Ranzig worden, talkachtig, tranig kazig, vieze geurtjes

Slide 32 - Slide

15. Welke veranderingen vinden er plaats tijdens het bederven van vet?

Slide 33 - Slide

15. Welke veranderingen vinden er plaats tijdens het bederven van vet?

  • Het vetmolecuul valt uit elkaar in kleinere deeltjes met een lage geurdrempel. 
  • De lage geurdrempel zorgt voor de vieze geur die ontstaat bij het bederven van vet. 
  • Daarnaast ontstaan er ook smaakafwijkingen.

Slide 34 - Slide

16. Onder welke omstandigheden vindt vetbederf plaats?

Slide 35 - Slide

16. Onder welke omstandigheden vindt vetbederf plaats?
  • Onder invloed van licht
  • Onder invloed van zuurstof
  • Bij onverzadigde vetten, naast de dubbele binding

--> Dit betekent dat vetten met veel dubbele bindingen sneller reageren dan vetten met weinig dubbele bindingen.
--> Ook bij aanwezigheid van veel zuurstof en veel licht verloopt de reactie sneller dan bij aanwezigheid van kleine hoeveelheden.

Slide 36 - Slide

Ga op onderzoek uit!
Maak opdrachten vetten - opdracht 17 t/m 19

Af? Bekijk in de volgende slides de uitwerkingen

Slide 37 - Slide

17. Vetten zijn in het algemeen hydrofoob. Wat betekent dit?

18. Wat betekent lipofiel?

Slide 38 - Slide

17. Hydrofoob betekent bang voor water. Het grootste deel van de vetten houdt niet van water.



18. Lipofiel betekent vet minnend, of terwijl houden van vet.

Slide 39 - Slide

19. Vetten hebben een kop-staart model. Wat betekent dit?

Slide 40 - Slide

19. Vetten hebben een kop-staart model. Wat betekent dit?

Ze hebben een kop die hydrofiel is (houdt van water) en een staart die hydrofoob is (houdt niet van water)
Hydrofiele kop
Hydrofobe staart

Slide 41 - Slide

Afronding week 2
Hoera! Je hebt de opdrachten over vetten afgerond!

Begrijp je alle opdrachten?
Zo niet? Dan:
  • Neem contact op met docent (zie handleiding online lessen)
  • Stel vragen
  • Jij bent degene die de toets moet maken en voldoende moet afsluiten

Slide 42 - Slide