What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Lesson 14. 24/9
What are we going to do today?
- Grammar revision
- Test Yourself
1 / 23
next
Slide 1:
Slide
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
This lesson contains
23 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
What are we going to do today?
- Grammar revision
- Test Yourself
Slide 1 - Slide
Wat was er ook alweer anders bij he/she/it achter het werkwoord?
Slide 2 - Open question
Hoe noemen we de regel waardoor S achter het ww komt bij he/she/it?
Slide 3 - Open question
Grammar: Present Simple
Present Simple = de tegenwoordige tijd
Je gebruikt de PS om te praten over: feiten, gewoontes, gebeurtenissen of iets wat regelmatig gebeurt.
Slide 4 - Slide
Video Stepping Stones
Slide 5 - Slide
Present Simple
Vorm van to be in the PS :
Ik ben - I am
Jij bent - You are
Hij/zij/het is - He/she/it is
Wij zijn - We are
Jullie zijn - You are
U bent - You are
Slide 6 - Slide
Present Simple
Bij andere woorden in de tegenwoordige tijd gebruik je vaak het: hele werkwoord. Bijvoorbeeld: Ik loop naar school = I walk to school.
Bij he/she/it veranderd de spelling soms of wat er wat toegevoegd. Dit noemen we de SHIT regel.
She/He/It krijg een S bij het werkwoord
Slide 7 - Slide
Present Simple
Bijvoorbeeld:
Ik studeer = I study. / Zij studeert = She stud
ies
Woorden die eindigen op medeklinker + y krijgen -ies.
Ik speel = I play / Zij speelt = she play
s
.
Woorden die eindigen op klinker + y krijgen - s
Slide 8 - Slide
Present Simple
Bij de werkwoorden die eindigen in een -S klank:
I watch = She watches / krijgt he/she/it -es erachter
ook bij de werkwoorden do & go komt er -es achter.
I do / he does
We go / it goes
Slide 9 - Slide
She …… (love) animals
Slide 10 - Open question
We …….. (think) about it.
Slide 11 - Open question
It ..….. (rain) today.
Slide 12 - Open question
I ....….. (dance) twice a week.
Slide 13 - Open question
Wat weet je nog over de
Personal Pronouns?
Slide 14 - Open question
Wat weet je nog over de
Interrogative Pronouns?
Slide 15 - Open question
Personal pronoun
Personal pronoun = persoonlijk voornaamwoord.
Je hebt subject en object pronoun.
Subject pronoun staat vaak aan het begin van de zin.
Een object pronoun staat vaak aan het einde van de zin.
Slide 16 - Slide
Subject pronoun
I
You
He
She
It
We
You
They
Object pronoun
Me
You
Him
Her
It
Us
You
Them
Slide 17 - Slide
Interrogative pronoun
Interrogative pronoun = vragend voornaamwoord.
Vragende voornaamwoorden staan vaak in het begin van de zin.
Vragende voornaamwoorden in het Nederlands zijn:
wie, wat, waar, wanneer, hoe, waarom, welke
Slide 18 - Slide
In het Engels heb je:
Wie - Who
Wat - What
Waar - Where
Wanneer - When
Welke - Which
Hoe - How
Waarom - Why
Slide 19 - Slide
(welke)… bike is yours?
Slide 20 - Open question
(Wat).. is her name?
Slide 21 - Open question
(Wanneer).. are you going home?
Slide 22 - Open question
(hoe)… are you?
Slide 23 - Open question
More lessons like this
M 1 Present Simple (herhalen)
June 2022
- Lesson with
32 slides
Engels
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo
Leerjaar 1
Lesson 8. 8/9
September 2020
- Lesson with
16 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Lesson 11. Grammar revision
October 2021
- Lesson with
11 slides
Engels
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
Interrogative Pronouns
June 2022
- Lesson with
17 slides
Engels
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Present Simple vs Present Continuous 1
September 2024
- Lesson with
33 slides
Engels
Middelbare school
vmbo t, mavo, havo, vwo
Leerjaar 1,2
Lesson 12. Grammar revision + speaking
October 2021
- Lesson with
30 slides
Engels
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
Present simple + interrogative pronouns
September 2021
- Lesson with
15 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
personal en interrogative pronouns
October 2022
- Lesson with
42 slides
Engels
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1