Bi - 3V - oefentoets

wat weet je nog van 
Erfelijklheid
1 / 31
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

wat weet je nog van 
Erfelijklheid

Slide 1 - Slide

Als uit een rode en een witte plant, roze planten ontstaan, dan is de overerving?
A
intermediair
B
recessief
C
homozygoot
D
heterozygoot

Slide 2 - Quiz

Aa is
A
Homozygoot recessief
B
Homozygoot Dominant
C
Heterozygoot
D
Heterozygoot Dominant

Slide 3 - Quiz

AA is
A
homozygoot recessief
B
homozygoot dominant
C
heterozygoot

Slide 4 - Quiz

aa is:
A
Homozygoot
B
Homozygoot recessief
C
Homozygoot dominant
D
Heterozygoot

Slide 5 - Quiz

Hoe noemen we de variant van een gen dat altijd tot uiting komt in het uiterlijk als het aanwezig is?
A
Homozygoot
B
Heterozygoot
C
Recessief
D
Dominant

Slide 6 - Quiz

In de cel van mijn huid zitten 46 chromosomen.
Hoeveel zitten er in de cel van mijn baarmoederwand en in mijn eicel?
A
baarmoederwand 46 eicel 46
B
baarmoederwand 46 eicel 23
C
baarmoederwand 23 eicel 23
D
baarmoederwand 23 eicel46

Slide 7 - Quiz

Een vrouw en een man hebben samen 4 jongens. De vrouw is zwanger van nummer 5. Hoeveel kans is er dat ze weer een jongen krijgt.
A
20%
B
50%
C
80%
D
100%

Slide 8 - Quiz

Rex heeft bruine ogen en is heterozygoot voor de oogkleur.
Floor heeft blauwe ogen.
Rex en Floor krijgen vier kinderen: twee meisjes en twee jongens.

Bruin is dominant, blauw is recessief.

Wat is de kans dat de kinderen van Rex en Floor blauwe ogen hebben.
A
25%
B
50%
C
75%
D
0%

Slide 9 - Quiz

Klopt het kruisingschema die bij de vorige vraag hoort?
bruin = dominant
blauw = recessief
Rex = heterozygoot
Floor = blauwe ogen
A
Juist
B
Onjuist
C
Snap hier niets van

Slide 10 - Quiz

Piet, de zoon van Rex en Floor trouwt met een vrouw met blauwe ogen.
Piet heeft bruine ogen. Wat is de kans op een kind met blauwe ogen geboren wordt?

bruin = dominant
blauw = recessief
Floor(oma) = blauwe ogen
A
0%
B
25%
C
50%
D
Ik snap hier niets van

Slide 11 - Quiz


Beide ouders zijn homozygoot, bruin is dominant, groen recessief.
Hoeveel kans is er op nakomelingen met groene ogen?

Tip: maak zelf een kruisingsthema...

A
0%
B
25%
C
50%
D
100%

Slide 12 - Quiz

Welke geslachtschromosomen kunnen niet voorkomen
2. Van welke soort cel is dit Karyogram? 
A
Gewone lichaamscel
B
Geslachtscel

Slide 13 - Quiz

Welke geslachtschromosomen kunnen niet voorkomen
Is dit Karyogram van een man of een vrouw?
A
Man
B
Vrouw
C
Kan allebei
D
Is niet te zien

Slide 14 - Quiz

Welke stelling is juist?
1. alle erfelijke eigenschappen zijn bij de bevruchting al vastgelegd.
2. In de cellen van je longen bevindt zich ook erfelijke informatie over jouw oogkleur.
A
Beide stellingen zijn juist
B
Alleen stelling 1 is juist
C
Alleen stelling 2 is juist
D
Beide stellingen zijn onjuist

Slide 15 - Quiz

Bij welke van deze kruisingen hebben alle nakomelingen hetzelfde genotype?
A
RR x rr
B
RR x Rr
C
Rr x rr
D
Rr x Rr

Slide 16 - Quiz

Zijn deze gezinsleden homozygoot of heterozygoot, dominant of recessief? En welk fenotype hebben ze?

Slide 17 - Open question

Of een koe roodbont is of zwartbont wordt bepaald door erfelijke factoren. Een koe en een stier, beide zwartbond en heterozygoot, krijgen twee nakomelingen. De nakomelingen krijgen samen een nakomeling die roodbont is. In de afbeelding zijn drie stambomen getekend. Welke stamboom kan de genotypen juist weergegeven?
A
Stamboom 1
B
Stamboom 2
C
Stamboom 3

Slide 18 - Quiz

Wanneer laten mensen een prenataal onderzoek uitvoeren?
A
Voor de bevruchting
B
Tijdens de zwangerschap
C
na de geboorte

Slide 19 - Quiz

De 1e cavia heeft een bruine vacht, is homozygoot voor de vachtkleur. Bruin is dominant. 
De 2e cavia heeft een witte vacht en is ook homozygoot.  
De 'andere cavia' is ook bruin maar deze heeft een ander genotype dan de 1e cavia.  Welk genotype hebben de cavia's?



Bb
BB
bb
'Andere cavia'

Slide 20 - Drag question

Welke van de vier beweringen over geslachtschromosomen is juist?
A
geslachtschromosomen komen voor in alle cellen
B
Geslachtschromosomen komen alleen voor in voortplantingscellen
C
Alle chromosomen in een voortplantingscel zijn geslachtschromosomen
D
Alle chromosomen in alle cellen van de voortplantingsorganen zijn geslachtschromosomen

Slide 21 - Quiz

Klein:
Groot:
Cel
Chromosoom
Compleet Genotype
Gen

Slide 22 - Drag question

Een witbloeiende primula wordt bestoven met stuifmeel van een roodbloeiende primula. De planten die hieruit ontstaan hebben allemaal roze bloemen. Deze F1 – individuen planten zich onderling voort.
Welk deel van de F2 zal roze bloemen hebben?

Slide 23 - Open question

Is taaislijmziekte dominant of recessief?
A
Dominant
B
Recessief
C
Kun je niet met zekerheid zeggen

Slide 24 - Quiz

Wat is het genotype van nummer 5?
A
AA
B
Aa
C
aa
D
Kun je niet met zekerheid zeggen

Slide 25 - Quiz

Wat is het genotype van nummer 4?
A
AA
B
Aa
C
aa
D
Kun je niet met zekerheid zeggen

Slide 26 - Quiz


Slide 27 - Open question


Slide 28 - Open question

Door meiose of reductiedeling ontstaan de geslachtscellen.
A
juist
B
onjuist

Slide 29 - Quiz

Een cel met 46 chromosomen wordt na deling 2 cellen met ieder 46 chromosomen. Dit is...
A
Meiose / reductiedeling
B
Mitose/ gewone celdeling

Slide 30 - Quiz

A: Mitose/gewone celdeling vindt plaats bij groei en
herstel.
B: Meiose/reductiedeling vindt plaats bij het maken
van voortplantingscellen
A
A=juist B=onjuist
B
A=onjuist B=juist
C
A=onjuist B=onjuist
D
A=juist B=juist

Slide 31 - Quiz