14.4: Hoe ontstaat criminaliteit?

14.4 Hoe ontstaat criminaliteit
Je kunt onderscheid maken tussen de moderne school en de klassieke school
Je kent de verschillende theorieën van crimineel gedrag
1 / 16
next
Slide 1: Slide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 16 slides, with interactive quiz, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

14.4 Hoe ontstaat criminaliteit
Je kunt onderscheid maken tussen de moderne school en de klassieke school
Je kent de verschillende theorieën van crimineel gedrag

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Eigen keus of niet?

Slide 3 - Slide

Klassieke school
De mens is vrij in het eigen denken en handelen.
>> Dit noemen we een niet-deterministisch mensbeeld.

Rationeel of calculerend =  +  VS  -
De mens is vrij om het goede te doen en het kwade te laten. En daarmee is de mens ook verantwoordelijk voor zijn eigen gedrag.

Slide 4 - Slide

Concluderend: Klassieke school
Een persoon die een misdaad pleegt, doet dit uit vrije wil.

Voordat een persoon crimineel gedrag laat zien, heeft hij dit zorgvuldig afgewogen.

Straf is het nadeel waarmee iemand rekening zal houden, die crimineel gedrag wil gaan vertonen.

Slide 5 - Slide

Moderne school
De mens is gedeeltelijk onvrij in zijn eigen denken en handelen.
>> Dit noemen we een deterministisch denkbeeld. Het gedrag is namelijk bepaald door biologische en sociale factoren.

De mens is volgens deze theorie een product van 
endogene (nature) en exogene (nurture) invloeden.

Slide 6 - Slide

Concluderend: Moderne school
Een persoon die een misdaad pleegt, doet dit niet uit vrije wil.

Voordat een persoon crimineel gedrag laat zien, is hij beïnvloed door zijn omgeving (nurture) of zit het al in hem (nature).

Straf is minder effectief, dus moeten we anders straffen

Slide 7 - Slide

Hoort het criminele gedrag van Holleeder meer bij de KLASSIEKE of de MODERNE school?

Slide 8 - Open question

Slide 9 - Video

Gelegenheidstheorie/rationele keuze theorie

Criminelen maken een afweging van de kosten/baten. 
  • Wat levert het misdrijf mij op?
  • Hoe groot is de kans dat ik gepakt wordt?


Slide 10 - Slide

Aangeleerd gedrag theorie
Omgaan met jongeren die al crimineel zijn (foute vrienden).

Als vrienden het gewoon vinden als je gestolen kleding koopt, een autokraak pleegt, iemand afperst.

Uit jezelf zou je dat misschien nooit doen.

Slide 11 - Slide

Anomietheorie
Mensen gaan zich crimineel gaan gedragen als zij geen mogelijkheden zien om op normale en legale wijzen hun eigen doelen te bereiken.

Dus is jouw doel financieel succes ...
.... en dat lukt niet ....
.... dan kan criminaliteit een interessantie optie worden.

Slide 12 - Slide

Bindingstheorie
Maatschappelijke bindingen of sterke integratie van mensen in groepen (gezin, school, vrienden) werkt remmend op crimineel gedrag.

Des te meer bindingen je hebt, des te kleiner de kans is dat je crimineel wordt. 

Slide 13 - Slide

Etiketteringstheorie
Becker - fasen etikettering:
  1. Mensen met afwijkend gedrag krijgen een brandmerk (stigma)
  2. Persoon krijgt de neiging zich te gedragen naar het brandmerk (etiket)
  3. Persoon vervreemd zich van eigen omgeving en stapt over naar een subcultuur met gelijkgestemden
  4. Stereotypen blijken daarom van toepassing = Selffulfilling prophecy
  5. Vicieuze cirkel is rond: hoe hard het misdrijf ook wordt bestreden, des te hardnekkiger het blijft bestaan.

Slide 14 - Slide

"Als je in de Schilderswijk bent geboren sta je 1-0 achter. Als je een bepaalde achtergrond hebt, sta je 2-0 achter. Dat is geen slachtofferrol maar wel de werkelijkheid."

Slide 15 - Slide

Opdrachten 14.4
opdrachten 17 en 19 (blz. 117)

Slide 16 - Slide