4. Theorievorming over straffen

Maatschappijwetenschappen 
 @MixedSignalSociety
1 / 41
next
Slide 1: Slide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Maatschappijwetenschappen 
 @MixedSignalSociety

Slide 1 - Slide

4.1 Klassieke school
De mens is vrij in het eigen denken en handelen.
>> Dit noemen we een niet-deterministisch mensbeeld.

De mens is vrij om het goede te doen en het kwade te laten. En daarmee is de mens ook verantwoordelijk voor zijn eigen gedrag.

Slide 2 - Slide

Klassieke school
Rationeel of calculerend
Persoon maakt voordat hij keuze maakt een afweging van de voor- en nadelen van het gedrag.

Dus:            +         vs          -

Slide 3 - Slide

Concluderend: Klassieke school
Een persoon die een misdaad pleegt, doet dit uit vrije wil.

Voordat een persoon crimineel gedrag laat zien, heeft hij dit zorgvuldig afgewogen.

Straf is het nadeel waarmee iemand rekening zal houden, die crimineel gedrag wil gaan vertonen.

Slide 4 - Slide

Doel van straf volgens Klassieke school
  • Vergelding
= Wraak / kwaad met kwaad vergelden
  • Algemene preventie
= Dreigen met straffen om zo mensen af te 
schrikken van het plegen van crimineel gedrag

Slide 5 - Slide

Visie klassieke school m.b.t. strafrecht
Belangrijk zijn:
  • Legaliteitsbeginsel =  In de wet moet staan welk gedrag strafbaar is
  • Personaliteitsbeginsel = De straf mag alleen de dader treffen
  • Gelijkheidsbeginsel =  Alle mensen zijn voor de wet gelijk
  • >>> Dadenstrafrecht = Er staat een straf op een bepaalde daad
  • Schuldbeginsel = Een dader die geen schuld heeft, mag niet gestraft worden
  • Proportionele vergelding = De maximumstraffen voor verschillende misdrijven verschillen. Je krijgt de straf die bij het misdrijf past.

Slide 6 - Slide

Klassieke theorie m.b.t. sociaalpsychologische theorie
Rationele keuzetheorie / Gelegenheidstheorie
Het eventueel plegen van een misdrijf is het gevolg van een afweging van kosten en baten, waarbij de baten hoger worden ingeschat.

Moderne gelegenheidstheorie (Felson & Cohen)
  1. Aanwezigheid van gemotiveerde misdadigers;
  2. Aanwezigheid van geschikte doelwitten;
  3. Afwezigheid van voldoende sociale bewaking / toezichthouders.

Slide 7 - Slide

Wat kun je doen om ervoor te zorgen dat iemand niet crimineel wordt (bekeken vanuit de klassieke theorie)?
A
Lage straffen
B
Betere opvoeding
C
Hoge straffen
D
Niets

Slide 8 - Quiz

Met welk beginsel van de rechtsstaat heeft dit voorbeeld te maken: Als op zes april de boete voor te snel rijden verhoogd wordt, betaalt iemand die op vijf april te snel reed de oude boete?
A
Personaliteitsbeginsel
B
Legaliteitsbeginsel
C
Schuldbeginsel
D
Gelijkheidsbeginsel

Slide 9 - Quiz

4.2 Moderne school
De mens is gedeeltelijk onvrij in zijn eigen denken en handelen.
>> Dit noemen we een deterministisch denkbeeld. Het gedrag is namelijk bepaald door biologische en sociale factoren.

De mens is volgens deze theorie een product van endogene (nature) en exogene (nurture) invloeden.

Slide 10 - Slide

Friedrich Engels legt in een boek in 1844 een verband tussen de slechte economische omstandigheden waarin de arbeidersklasse verkeert en criminaliteit.
A
Nature
B
Nurture

Slide 11 - Quiz

Moderne school
Endogene invloeden / nature
Deze stelt biologische of genetische factoren centraal. 

Veel vanaf geboorte bepaald. Het zit gewoon in je of niet. Je kan er dus niets aan doen.

Slide 12 - Slide

Moderne school
Exogene invloeden / nurture
Maatschappelijke factoren bepalen ons gedrag.

De omgeving, het milieu en de cultuur bepalen hoe wij ons gedragen en handelen.


Slide 13 - Slide

Concluderend: Moderne school
Een persoon die een misdaad pleegt, doet dit niet uit vrije wil.

Voordat een persoon crimineel gedrag laat zien, is hij beïnvloed door zijn omgeving (nurture) of zit het al in hem (nature).

Straf is minder effectief, dus moeten we anders straffen

Slide 14 - Slide

Lacassagne: 'Elke maatschappij heeft de misdadigers die zij verdient'. Lacassagne was een Franse hoogleraar in de gerechtelijke geneeskunde (1843-1924).
A
Nature
B
Nurture

Slide 15 - Quiz

Doel van straf volgens moderne school
  • Speciale preventie
= We geven straffen om te voorkomen dat daders opnieuw een delict pleegt
  • Bescherming samenleving
= Door daders op te sluiten, maak je de samenleving veiliger
  • Resocialisatie
 = Heropvoeding (door middel van bijvoorbeeld: taakstraffen)

Slide 16 - Slide

Visie moderne school m.b.t. strafrecht
Belangrijk zijn:
  • Daderstrafrecht = De persoon die het delict pleegt is uitgangspunt bij geven van een straf
  • >>> TBS-maatregel (terbeschikkingstelling)
  • Behandeling van erfelijke afwijkingen
  • Nemen van sociale maatregelen

PREVENTIE is het centrale uitgangspunt. 
Je beschermt de samenleving. Straffen mag, maar moeten gericht zijn op heropvoeden. Er wordt dus niet gestraft om het straffen. Dat is niet effectief.

Slide 17 - Slide

Straf gebruiken om een dader her op te voeden noemen we:
A
Algemene preventie
B
Speciale preventie
C
Vergelding
D
Resocialisatie

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Video

4.3 Theorieën en psychologische theorieën 
We kunnen de theorieën indelen in 5 groepen: 
  • Biologisch
  • Socio-biologisch
  • Psychologisch
  • Sociaalpsychologisch
  • Sociologisch 

Slide 20 - Slide

(1) Biologische theorieën
Lombroso (1835-1909): 
"Mensen worden crimineel, omdat het in de genen zit."

Net als dat jij blauwe ogen of blond haar hebt, zit dat je een crimineel wordt gewoon in je genen opgesloten.

Slide 21 - Slide

Crimineel herkennen
Criminelen hebben:
  • Kleinere schedel
  • Lager voorhoofd
  • Hogere jukbeenderen
  • Bredere kaken
  • Plattere neus
  • Doorlopende wenkbrauwen. 

De geboren crimineel was dus achtergebleven in zijn evolutionaire en geestelijke ontwikkeling

Slide 22 - Slide

Achterhaald
Hoewel de theorie populair is (de schuld wordt namelijk bij de misdadiger en niet bij de samenleving gelegd), is die wetenschappelijk volledig achterhaald geraakt.

Slide 23 - Slide

(2) Socio-biologische theorieën
Men zoekt verklaringen in een combinatie van erfelijke factoren en sociale factoren.

Kritiek door gelijkenis met Nazistische Kriminalbiologie.

In Nederland vooral bekend door Wouter Buikhuisen.

Slide 24 - Slide

(3) Psychologische theorieën
Crimineel gedrag is aangeleerd en heeft te maken met persoonlijkheidskenmerken.

Denk aan:
  1. Moeilijk temperament / hyperactiviteit
  2. Superintelligentie
  3. Leerproblemen
  4. Persoonlijkheidsstoornissen
  5. Psychiatrische stoornissen

Slide 25 - Slide

(4) Sociaal-psychologische theorieën
Verklaringen voor afwijkend gedrag van individuele mensen worden bekeken in relatie tot de cultuur van de groepen in de samenleving.

> Etiketteringstheorie

Slide 26 - Slide

Etiketteringstheorie
Becker - fasen etikettering:
  1. Mensen met afwijkend gedrag krijgen een brandmerk (stigma)
  2. Persoon krijgt de neiging zich te gedragen naar het brandmerk (etiket)
  3. Persoon vervreemd zich van eigen omgeving en stapt over naar een subcultuur met gelijkgestemden
  4. Stereotypen blijken daarom van toepassing = Selffulfilling prophecy
  5. Vicieuze cirkel is rond: hoe hard het misdrijf ook wordt bestreden, des te hardnekkiger het blijft bestaan.

Slide 27 - Slide

Arts Lombroso (19e eeuw) 'ontdekte' dat criminelen er anders uitzien dan niet-criminelen. Ze hebben een achteroverhellend voorhoofd, en een asymmetrische gezichtsuitdrukking. Ook hebben ze een lage gevoelsdrempel voor pijn en zijn ze wispelturig.
A
Nature
B
Nurture

Slide 28 - Quiz

Criminaliteit neemt af als ADHD'er zijn pillen slikt.
A
Biologische theorie
B
Sociaal-psychologische theorie
C
Psychologische theorie
D
Sociologische theorie

Slide 29 - Quiz

Slide 30 - Video

Welke theorie zou van toepassing zijn op de crimineel Willem Holleeder?

Slide 31 - Open question

Hoe kan het zijn dat de ene persoon wel overgaat tot crimineel gedrag (Willem) en de ander niet (Astrid)?

Slide 32 - Open question

4.4 Sociologische theorieën 
Sociologische theorieën zijn benaderingen die verklaringen voor gedrag / verschijnselen in de cultuur en de subculturen van een samenleving.

Slide 33 - Slide

Welke theorieën zijn er?
In deze paragraaf behandelen we de volgende twee theorieën:
  1. Bindingstheorie / integratietheorie
  2. Anomietheorie

Slide 34 - Slide

Bindingstheorie
Maatschappelijke bindingen of sterke integratie van mensen in groepen (gezin, school, vrienden) werkt remmend op crimineel gedrag.

Des te meer bindingen je hebt, des te kleiner de kans is dat je crimineel wordt. 

Slide 35 - Slide

Waarom zou je minder snel crimineel worden als je veel bindingen hebt?

Slide 36 - Open question

Voor- en nadelen
Voordelen
  • Bindingen kunnen worden hersteld
  • Theorie leent zich goed voor onderzoek
  • Politici proberen a.d.h.v. theorie criminaliteit te voorkomen

Nadelen
  • Waarom hebben criminelen toch vrienden?
  • Misschien is de binding juist de oorzaak van criminaliteit
  • Hoe verklaren we andere vormen van criminaliteit?
  • Sociale controle kan criminaliteit oproepen

Slide 37 - Slide

Anomietheorie
Deze theorie probeert het verschil in criminaliteit of afwijkend gedrag tussen verschillende samenlevingen te verklaren.

Anomie = Een gemoedstoestand van personen, die gekenmerkt wordt door de afwezigheid of het afwijzen van standaarden of waarden.

Slide 38 - Slide

Huh, hoe dan?
Voorbeeld
Als in een samenleving het idee van gelijke kansen (doel) bestaat en het streven naar succes (waarde) belangrijk is en personen te maken krijgen met discriminatie of racisme (anomie), dan kan het ertoe leiden dat ze op andere manieren dit succes dan proberen te bereiken (criminaliteit).

Als er dus een botsing is tussen jouw streven en het daadwerkelijk bereiken van jouw doelen, dan neemt de kans op criminaliteit toe. 

Slide 39 - Slide

Dus ...
De anomietheorie gaat ervan uit dat mensen zich crimineel gaan gedragen als zij geen mogelijkheden zien om op normale en legale wijzen hun eigen doelen te bereiken.

Dus is jouw doel financieel succes ...
.... en dat lukt niet ....
.... dan kan criminaliteit een interessante optie worden.

Slide 40 - Slide

Maken:
  • Open vragen LessonUp
  • Opd. 1 t/m 56

Slide 41 - Slide