Blok 3 Over Taal 3.11 Woordenschat BK1 grondwoorden en trappen van vergelijking

Pak je laptop
Pak je leesboek en ga rustig lezen
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Pak je laptop
Pak je leesboek en ga rustig lezen

Slide 1 - Slide

Blok 3.4 B Over taal

3.11 Woordenschat
Moeilijke woorden

Slide 2 - Slide

Stappenplan moeilijke woorden
- grondwoorden
- trappen van vergelijking

Slide 3 - Slide

Stappenplan moeilijke woorden
Tegengestelde woorden.
Even herhalen

Slide 4 - Slide

Wat is het tegengestelde woord van 'absent' in de zin:

'Hij was absent, maar liever was hij wel bij de bijeenkomst aanwezig geweest.'
A
liever
B
wel
C
aanwezig
D
bijeenkomst

Slide 5 - Quiz

Wat is het tegengestelde woord van 'belabberd' in de zin:

'Hij voelde zich belabberd, maar dankzij het medicijn en de goede zorgen voelde hij zich snel weer uitstekend.'
A
medicijn
B
goede
C
zorgen
D
uitstekend

Slide 6 - Quiz

Wat is het tegengestelde woord van 'ontkent' in de zin:

'Voor de rechter ontkent hij dat het zo gegaan is, terwijl de andere dader het net bevestigt.'
A
rechter
B
terwijl
C
dader
D
bevestigt

Slide 7 - Quiz

Wat is het tegengestelde woord van 'flauwe' in de zin:

'Bij de scherpe bocht vloog hij als een raket over de vangrail'
A
scherpe
B
raket

Slide 8 - Quiz

Wat is het tegengestelde woord van 'mislukking' in de zin:

Na de laatste overwinning lijkt het erop dat het seizoen toch nog een succes gaat worden.'
A
overwinning
B
succes

Slide 9 - Quiz

Pak je laptop
Pak je leesboek en ga rustig lezen

Slide 10 - Slide

Blok 3.4 B Over taal

3.11 Woordenschat
Moeilijke woorden

Slide 11 - Slide

Als je een woord echt niet begrijpt, zoek je het op in een woordenboek.

Slide 12 - Slide

Grondwoord
Woorden kunnen verschillende vormen hebben. 
In het woordenboek zoek je altijd naar het een grondwoord.

Slide 13 - Slide

Grondwoord
Een grondwoord is dus het woord zoals het in het woordenboek staat.

Slide 14 - Slide

3 grondwoorden
1. Bij werkwoorden is het altijd het hele werkwoord.
    (vond => vinden  - gepresenteerd => presenteren)
2. Verkleinwoorden zoek je bij het enkelvoud woord.
     (parapluutje => paraplu
3. Bij sommige woorden zoek je de kortste vorm.
     (prijzige => prijzig)

Slide 15 - Slide

Wat is het grondwoord van 'briesje' in de zin?

''Het waaide niet hard, het was slechts een briesje'

Slide 16 - Open question

Wat is het grondwoord van 'obstakels' in de zin?

''De weg lag vol met allerlei obstakels'

Slide 17 - Open question

Wat is het grondwoord van 'gepresteerd' in de zin?

''Afgelopen seizoen heeft het team goed gepresteerd.'

Slide 18 - Open question

Leg in je eigen woorden uit van een grondwoord is.

Slide 19 - Open question

grondwoorden
1. Bij werkwoorden is het altijd het hele werkwoord.
    (vond => vinden  - gepresenteerd => presenteren)
2. Verkleinwoorden zoek je bij het enkelvoud woord.
     (parapluutje => paraplu
3. Bij sommige woorden zoek je de kortste vorm.
     (prijzige => prijzig)

Slide 20 - Slide

3.4 B Trappen van vergelijking
Overtreffende trap
kleinst
langzaamst
vergrotende trap
kleiner
langzamer
Stellende trap
klein
langzaam

Slide 21 - Slide

Mijn zus is jong. Mijn broer is jonger. Ik ben het jongst.

Ons huis is klein. Het huis van de buren is nog kleiner.
Het huis aan de overkant is het kleinst.

3.4 B Trappen van vergelijking
Voorbeeld:
hoog – hoger – hoogst
stil – stiller – stilst

Slide 22 - Slide

Trappen van vergelijking
snel
sneller
snelst
stellende trap
vergrotende trap
overtreffende trap

Slide 23 - Slide

0

Slide 24 - Video

Vul het juiste woord in van de trappen van vergelijking?

groot - groter - ..............

Slide 25 - Open question

Vul het juiste woord in van de trappen van vergelijking?

smal - .......... - smalst

Slide 26 - Open question

Vul het juiste woord in van de trappen van vergelijking?

.........- verder - verst

Slide 27 - Open question

Vul het juiste woord in van de trappen van vergelijking?

mooi - mooier - ...........

Slide 28 - Open question

Wat heb je geleerd?

  • In een woordenboek staan grondwoorden, en je weet wat dat zijn
  • Je weet wat 'trappen van vergelijking' zijn



Slide 29 - Slide

Zelfstandig werken

In Learnbeat maken:
blok 3.4 B



Slide 30 - Slide

Wat is het grondwoord van 'hevige' in de zin?

'Hevige regenval zorgde voor een overstroming'

Slide 31 - Open question