3.11 Over taal

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: 3
1.
Lesopening
2.
Leergebiedoverstijgende doelen
3.
Lesdoel (+ minicheck)
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie + afsluiting
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: 3
1.
Lesopening
2.
Leergebiedoverstijgende doelen
3.
Lesdoel (+ minicheck)
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie + afsluiting

Slide 1 - Slide

1. Lesopening
Pak je boek en schrift van Nederlands, laat het nog even dicht. 



Slide 2 - Slide

2. Leergebiedoverstijgende doelen
Zelfstandig leren
- Werkt volgens de gestelde eisen, die aan de opdrachten worden gesteld. 

Voorbeeld: als er staat schrijf de zin over, dan doe je dat. 




Slide 3 - Slide

Arrangementen
- Verdiept: kijk of je zelfstandig aan de slag kunt of dat je mee wil doen aan de instructie na het benoemen van de lesdoelen en lezen van de theorie. 
Dennis, Ihabe, Ryan, Jermaine.

- Basis: doe mee aan de mini-check. Alles goed? Zelfstandig aan de slag. Niet alles goed? Instructie volgen, daarna aan de slag. 
Amber, Zouhir, Niels, Ties, Noah, Shurvin, Shaqell, Anouk, Jara, Bas

- Intensief: mini-check meedoen, instructie volgen, daarna aan de de instructietafel komen zitten. 
n.v.t. 

Slide 4 - Slide

3. Lesdoel
Aan het eind van deze les; 
- kun je de tegenstellingen van woorden benoemen.
- kun je grondwoorden in een woordenboek gebruiken. 
- kun je de trap van vergelijking toepassen.

Slide 5 - Slide

Verdiept arrangement
Aan de slag of meedoen met instructie?
Lees les 3.11 op blz. 115 + 116, opdr. 26 t/m 29
Ga aan de groepstafel op de gang bij juf Eva zitten als je zelf aan de slag kunt. Instructie nodig? Doe mee na de mini-check. 

Dennis, Ihabe , Ryan, Jermaine, Bas

Slide 6 - Slide

Minicheck:
Quiz mee!

Heb je alle 3 de vragen goed? 
Dan mag je daarna zelfstandig aan de slag. 

Niet alle 3 de vragen goed? 
Niet erg! Doe mee met de instructie. 

Slide 7 - Slide

Wat is de tegenstelling van groot?

Slide 8 - Open question

Wat is het grondwoord van: gemaakt

Slide 9 - Open question

Vul de trap van vergelijken in van het woord: mooi-....-...

Slide 10 - Open question

3 vragen goed?
Maak les 3.11 opdr. 26 t/m 29, op blz. 115 t/m 116.
Ga aan de groepstafel op de gang bij juf Eva zitten.

Geen 3 vragen goed?
Luister en doe mee met de instructie. 

Slide 11 - Slide

4. Instructie
Lees mee op de volgende dia's.
- tegenstellingen
- grondwoorden
- trappen van vergelijking

Slide 12 - Slide

Tegenstellingen
In het wiskundeboek staat dat je eerst de eenvoudige opdrachten moet doen, voordat je aan de complexe opdracht begint.

Welk woord is in deze zin het tegengestelde?

Slide 13 - Slide

Grondwoord
Woorden kunnen verschillende vormen hebben. 
In het woordenboek zoek je altijd naar het een grondwoord.

Slide 14 - Slide

3 grondwoorden
1. Bij werkwoorden is het altijd het hele werkwoord.
    (vond => vinden  - gepresenteerd => presenteren)
2. Verkleinwoorden zoek je bij het enkelvoud woord.
     (parapluutje => paraplu
3. Bij sommige woorden zoek je de kortste vorm.
     (prijzige => prijzig)

Slide 15 - Slide

Trappen van vergelijking
snel
sneller
woord + er
snelst
woord + est
Korte klank? Dubbele medeklinker!!

Slide 16 - Slide

5. Begeleid inoefenen
Wie kan zelfstandig aan de slag (basis)?
Lees en maak les 3.11 opdr. 26 t/m 29 op blz. 115 + 116

Wie heeft nog extra instructie/leeshulp nodig (intensief)?
Kom aan de instructietafel zitten. 
Dan gaan we samen aan de slag. 

Slide 17 - Slide

6. Zelfstandig werken
Je leest en maakt : 
les 3.11 opdr. 26 t/m 29 op blz. 115 + 116

Ben je klaar?
1. Kijk je werk zorgvuldig na + verbeter waar nodig. 
2. Huiswerk ander vak afmaken. 
3. Leren toets/lezen/tekenen/Smartgame. 
timer
30:00

Slide 18 - Slide

7. Evaluatie
- Zelfstandig leren; werkt volgens de gestelde eisen, die aan de opdrachten worden gesteld.
 
Evaluatie lesdoelen --> Quiz mee! 

Huiswerk: dinsdag 14 december 2021
Les 3.11 opdr. 26 t/m 29. 


Slide 19 - Slide

Wat is het tegengestelde woord van 'absent' in de zin:

'Hij was absent, maar liever was hij wel bij de bijeenkomst aanwezig geweest.'
A
liever
B
wel
C
aanwezig
D
bijeenkomst

Slide 20 - Quiz

Wat is het tegengestelde woord van 'ontkent' in de zin:

'Voor de rechter ontkent hij dat het zo gegaan is, terwijl de andere dader het net bevestigt.'
A
rechter
B
terwijl
C
dader
D
bevestigt

Slide 21 - Quiz

Wat is het grondwoord van 'briesje' in de zin?

''Het waaide niet hard, het was slechts een briesje'

Slide 22 - Open question

Wat is het grondwoord van 'obstakels' in de zin?

''De weg lag vol met allerlei obstakels'

Slide 23 - Open question

Vul het juiste woord in van de trappen van vergelijking?

smal - .......... - smalst

Slide 24 - Open question

Vul het juiste woord in van de trappen van vergelijking?

.........- verder - verst

Slide 25 - Open question

Vul het juiste woord in van de trappen van vergelijking?

mooi - mooier - ...........

Slide 26 - Open question

Afsluiting
- Ruim je boek en schrift van NE op als je klaar bent en alle opdrachten hebt nagekeken.

Volgende lesuur: koken.

Slide 27 - Slide