WRE 2AHA - Formuleren - §7 Verbanden aanbrengen tussen zinnen

Nederlands
Welkom 2AHA!
Cursus 6 - Formuleren
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Nederlands
Welkom 2AHA!
Cursus 6 - Formuleren

Slide 1 - Slide

PLANNING
  • 10 minuten lezen
  • Lesdoelen
  • Herhalingsvragen
  • Uitleg: verbanden aanbrengen tussen zinnen
  • Samen oefenen
  • Zelfstandig werken

Slide 2 - Slide

LEZEN 
timer
10:00

Slide 3 - Slide

  • Je kunt verbanden aanbrengen in je eigen schrijfwerk door verwijs- en signaalwoorden tussen zinnen aan te brengen.
Lesdoelen

Slide 4 - Slide

Er volgen nu wat herhalingsvragen

Slide 5 - Slide

Synoniemen zijn woorden die ongeveer hetzelfde betekenen, zoals hondjes, viervoeters en beestjes.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quiz

Wat is een synoniem voor 'leerling'?

Slide 7 - Mind map

Heb je me soms niet goed verstaan?
A
APO
B
OPA
C
POA
D
PA

Slide 8 - Quiz

De ruzie tussen Max en Joep was, ondanks een poging tot bemiddeling door hun vrienden, nog steeds niet opgelost.

In deze zin staan woorden die bij elkaar horen, ver van elkaar af. Geef aan wat er niet goed is.
A
De persoonsvorm en de rest van het gezegde staan ver uit elkaar.
B
Een splitsbaar werkwoord is gesplitst.
C
Lange bijvoeglijke bepaling tussen het aanwijzend voornaamwoord en het zelfstandig naamwoord.
D
Het onderwerp en het gezegde staan ver uit elkaar.

Slide 9 - Quiz

Die markante, hoog boven de overige gebouwen uitstekende fabriekspijp is gesloopt.

In deze zin staan woorden die bij elkaar horen, ver van elkaar af. Geef aan wat er niet goed is.
A
De persoonsvorm en de rest van het gezegde staan ver uit elkaar.
B
Een splitsbaar werkwoord is gesplitst.
C
Lange bijvoeglijke bepaling tussen het aanwijzend voornaamwoord en het zelfstandig naamwoord.
D
Het onderwerp en het gezegde staan ver uit elkaar.

Slide 10 - Quiz

Vul de zin aan: Een zin met twee of meer persoonsvormen noem je een...

Slide 11 - Open question

Gerda is erg zenuwachtig. Ze heeft vanmiddag haar boekbespreking.

Maak van bovenstaande zinnen één zin.

Slide 12 - Open question

Ik heb bij vier van de acht vragen niets ingevuld. Ik heb vast een onvoldoende.

Maak van bovenstaande zinnen één zin.

Slide 13 - Open question

De manier waarop je iets onder woorden brengt (of de manier waarop je iets uitdrukt in woorden). 

Daar horen in het Nederlands een aantal regeltjes en trucjes bij. Deze behandelen we bij het onderdeel Formuleren.
Formuleren 

=

Slide 14 - Slide

Verbanden
tussen zinnen
  • Een duidelijke tekst bestaat uit zinnen die met elkaar verbonden zijn. Je kunt verbanden leggen door middel van signaalwoorden

Slide 15 - Slide

Zinnen binnen een tekst houden vaak verband met elkaar.
Een tekst is voor een lezer of luisteraar beter te volgen als de schrijver/spreker de verbanden tussen (en binnen) de zinnen duidelijk aanbrengt.

Je kunt op twee manieren verbanden aanbrengen:
  • Verwijswoorden
  • Signaalwoorden


§7 Verbanden aanbrengen in zin
Formuleren §7 (blz. 246-247)

Slide 16 - Slide

Uitlegfilmpje!

Slide 17 - Slide

Door middel van verwijswoorden, die terug- of vooruitwijzen naar een woord of (een deel van) een zin. Er zijn verschillende soorten verwijswoorden:

- Persoonlijke voornaamwoorden, zoals: hij, hem, zij, ze, haar, hen, hun;
- Bezittelijke voornaamwoorden, zoals: zijn, haar, hun;
- Aanwijzende voornaamwoorden, zoals: deze, die, dit, dat;
- Bijwoorden, zoals: daar, waar, toen, zo;
- Waar + voorzetsel of voorzetsel + wie, zoals waarmee, waarover, met wie, over wie;
- Betrekkelijke voornaamwoorden, zoals: die, dat, wie, wat.





§7 Verbanden aanbrengen in zin
Formuleren §7 (blz. 246-247)

Slide 18 - Slide

Door middel van signaalwoorden. Vwo heeft nog 2 extra verbanden.





§7 Verbanden aanbrengen in zin
Formuleren §7 (blz. 246-247)

Slide 19 - Slide

De Rolling Stones gaan weer op tournee. Doreen en Thijs, als enorme fans, vinden heel leuk dat de Rolling Stones weer op tournee gaan.

Verbind de twee zinnen met elkaar. Gebruik een verwijswoord.

Slide 20 - Open question

​Een oorzaak ligt buiten de wil van de mens en een reden ligt binnen de wil van de mens. Kijk goed of de zin een oorzaak of een reden bevat.
Kies Daardoor (oorzaak) of Daarom (reden)
A
Ik verveel me zo. Daarom kijk ik een aflevering van The Office op Netflix.
B
Ik verveel me zo. Daardoor kijk ik een aflevering van The Office op Netflix.

Slide 21 - Quiz

​Een oorzaak ligt buiten de wil van de mens en een reden ligt binnen de wil van de mens. Kijk goed of de zin een oorzaak of een reden bevat.
Kies doordat (oorzaak) of omdat (reden).
A
Martijn werkt liever bij ​​de Albert Heijn dan bij de Jumbo, doordat hij daar meer korting krijgt als hij er zelf wat koopt.
B
Martijn werkt liever bij ​​de Albert Heijn dan bij de Jumbo, omdat hij daar meer korting krijgt als hij er zelf wat koopt.

Slide 22 - Quiz

Zag je die jongen [...] ik daarnet stond te praten? Dat is dus Jochem.
A
waarover
B
waarmee
C
met wie
D
waar

Slide 23 - Quiz

Volgens onze mentor blijft de halve klas zitten als we zo doorgaan, [...] natuurlijk erg overdreven is.
A
wat
B
dat
C
waar
D
die

Slide 24 - Quiz

Reden: Tim is nog niet naar huis, [...] ik zag hem net nog bij de toiletten.

Slide 25 - Open question