MYP4 maandag 30 september 2024

MYP4 iii maandag 30 september
1 / 33
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

MYP4 iii maandag 30 september

Slide 1 - Slide

Inhoud
hoe was het weekend / perfectum
Quiz
meervoud
Toespraak opnemen

Slide 2 - Slide

zelfstandignaamwoorden in meervoud

Slide 3 - Mind map

... deurbelletje
A
dit
B
dat
C
die

Slide 4 - Quiz

.... coltruien
A
de
B
het

Slide 5 - Quiz

Welk werkwoord is een modaal werkwoord?
A
fietsen
B
schaatsen
C
willen
D
zijn

Slide 6 - Quiz

Wat is een ander woord voor de toespraak?
A
het argument
B
het detail
C
de rede
D
de waardering

Slide 7 - Quiz

Welke toespraak maakt de koning zelf?
A
Kerstgroet
B
troonrede
C
nieuwjaarsgroet

Slide 8 - Quiz

Wie houdt er met Pasen een toespraak
A
De minister president
B
De koning
C
De Paus
D
De dominee

Slide 9 - Quiz


Wie heeft deze 
toespraak gehouden?
A
een minister van de Sovjet-Unie
B
een minister van de Verenigde Staten
C
een minister van Frankrijk
D
een minister van Groot-Brittannië

Slide 10 - Quiz

parfectum / voltooid deelwoord

Slide 11 - Mind map

klare taal les 38

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Link

Slide 14 - Video

Schrijf een eigen  troonrede


Schrijf een toespraak waarin je plannen maakt voor iets in jouw leven.
Bijvoorbeeld:
- AICS
-MYP4
...

Slide 15 - Slide

Toespraak opnemen
Je gaat een van je twee toespraken opnemen.

Kies een toespraak (stelling of "troonrede").
Werk deze uit.
Laat deze door een klasgenoot opnemen.

Slide 16 - Slide

De toespraak
Vooraf
Voordat je een toespraak gaat houden moet je over de volgende vragen nadenken:
1. Wie ga ik toespreken?
2. Wat is het doel van mijn toespraak?
3. Welke aanpak past bij mijn doel? 



4. beroep op normen en waarden
5. tegenstellingen
6. vergelijkingen

b. Stijlmiddelen

1. herhaling van het standpunt
2. retorische vraag
3. overdrijving
4. opsomming (climax)
5. spreekwoorden
6. sarcasme en ironie

De zakelijke aanpak (Kennis en verstand staan centraal; geschikt om mensen te overtuigen
die nog geen standpunt bepaald hebben.)
a. Soorten argumenten

1. feiten, gegevens uit onderzoek
2. oorzaak en gevolg (a veroorzaakt b)
3. doel en middel (met a bereik je b)
4. logische redeneringen (als a, dan b)

b. Stijlmiddelen

1. veel mededelende zinnen met verbindingswoorden
2. beeldspraak
3. aforismen (scherpzinnige uitspraken)
4. beschrijvingen, verhaaltjes

Slide 17 - Slide

De aanpak in een betogende toespraak
In een betogende toespraak kun je kiezen voor een van de volgende strategieën. Vaak zie je
dat voor een combinatie van strategieën is gekozen.
De emotionele aanpak (Gevoel staat centraal; geschikt als je gelijkgezinden toespreekt)

Slide 18 - Slide

Soorten argumenten
1. voorbeelden
2. anekdotes
3. waarnemingen
4. beroep op normen en waarden
5. tegenstellingen
6. vergelijkingen

Slide 19 - Slide

Stijlmiddelen
1. herhaling van het standpunt
2. retorische vraag
3. overdrijving
4. opsomming (climax)
5. spreekwoorden
6. sarcasme en ironie

Slide 20 - Slide

De zakelijke aanpak
(Kennis en verstand staan centraal; geschikt om mensen te overtuigen
die nog geen standpunt bepaald hebben.)
a. Soorten argumenten

1. feiten, gegevens uit onderzoek
2. oorzaak en gevolg (a veroorzaakt b)
3. doel en middel (met a bereik je b)
4. logische redeneringen (als a, dan b)





1. veel mededelende zinnen met verbindingswoorden
2. beeldspraak
3. aforismen (scherpzinnige uitspraken)
4. beschrijvingen, verhaaltjes

Slide 21 - Slide

Stijlmiddelen
1. veel mededelende zinnen met verbindingswoorden
2. beeldspraak
3. aforismen (scherpzinnige uitspraken)
4. beschrijvingen, verhaaltjes

Slide 22 - Slide

Toespraak schrijven
Je gaat zelf een toespraak houden.
Kijk naar voorgaande slides.
Minstens 300 woorden.

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Link

Slide 25 - Video

Slide 26 - Link

Slide 27 - Link

Opdracht n.a.v. toespraak Grunberg
Schrijf in je eigen woorden wat Arnon Grunberg in deze toespraak zegt.

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Video

Verkoop aan je tafelgroepje iets onzinnigs 
10 minuten
Schrijf over een gum/een zakdoekje/... . Zeg waarom het fantastisch is.
5 minuten
Vertel in je groepje elkaars verhaal. Overtuig je klasgenoten hoe geweldig jouw dingetje is.

Slide 30 - Slide

Zoek een goede toespraak
Zoek een goede toespraak (mag ook in het Engels zijn)
Kies in je tafelgroepje de beste toespraak

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Link

Klare taal
Modale werkwoorden

Slide 33 - Slide