extra oefening Café en restaurant

Uit eten
Na deze les kun je ...

  • Een gerecht bestellen
  • Iets te drinken bestellen
  • Vertellen wat je graag lust
  • Vertellen wat je niet lekker vindt
  • Om de rekening vragen

1 / 19
next
Slide 1: Slide
NT2MBOStudiejaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Uit eten
Na deze les kun je ...

  • Een gerecht bestellen
  • Iets te drinken bestellen
  • Vertellen wat je graag lust
  • Vertellen wat je niet lekker vindt
  • Om de rekening vragen

Slide 1 - Slide

Waar denk je aan bij café en restaurant?

Slide 2 - Mind map

Waar hou je van?
Wat vind je lekker?

Ik lust graag tapas.
Ik hou van tapas.
Ik vind tapas lekker.
Ik vind tapas heel erg lekker.





Waar hou je niet van?
Wat vind je niet lekker?

Ik lust geen tapas.
Ik hou niet van tapas.
Ik vind tapas niet lekker.
Ik vind tapas helemaal niet lekker.




Slide 3 - Slide

Wat is jouw favoriete gerecht?
Geef antwoord met een hele zin.

Slide 4 - Open question

Wat vind je niet lekker? /
Wat lust je niet?
Geef antwoord met een hele zin.

Slide 5 - Open question

Wat wilt u drinken?
A
een droge witte wijn
B
een pasta
C
een tomatensoep
D
patat

Slide 6 - Quiz

Wilt u nog een dessert?
A
Ja, geeft u mij maar de lasagne
B
Ja, tomatensoep alstublieft.
C
Ja, graag fruit met ijs.
D
Ja, ik neem het lam.

Slide 7 - Quiz

Heeft het gesmaakt?
A
Laat de rest maar zitten.
B
Ja, het was heerlijk.
C
Een droge witte wijn alstublieft.
D
Mag ik de rekening?

Slide 8 - Quiz

Mag ik de rekening?
A
Tot ziens!
B
Ik zal de menukaart even halen.
C
Alstublieft, uw dessert.
D
Dat is dan 34,56.

Slide 9 - Quiz

Waar heb je zin in?
A
In warme chocolademelk!
B
Wat een lekkere curry!
C
De soep smaakt heerlijk!
D
Bedankt!

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Video

Wat wil meneer bestellen?
A
Een gezond broodje en twee kroketten.
B
Een broodje gezond en een kroket.
C
Pannenkoeken voor de kinderen.
D
Stroop voor op de pannnenkoeken.

Slide 12 - Quiz

Wat wil Marianne drinken?
A
Koffie en een glas water.
B
Een glas witte wijn, en melk voor haar man.
C
Cappuccino, en cola voor de kinderen.
D
Thee, en twee glazen melk voor de kinderen.

Slide 13 - Quiz

Hoe betaalt meneer de rekening?
A
Hij betaalt contant met een briefje van 50.
B
Hij pint.
C
Hij heeft het niet kleiner.
D
Hij betaalt met gepast geld.

Slide 14 - Quiz

Hoe smaakt het?
Is het lekker?
Smaakt het?

De tapas smaken lekker.
De tapas smaken goed.
Ja, het is heerlijk.
Ja, het is lekker.
Hoe smaakt het?
Is het lekker?
Smaakt het?


De tapas smaken niet lekker.
De tapas smaken niet goed.
Nee, het is niet lekker.
Nee, het smaakt niet.

Slide 15 - Slide

De ober vraagt: Heeft het gesmaakt? Wat zeg je?

Slide 16 - Open question

Je wilt betalen. Wat zeg je?

Slide 17 - Open question

Waar heb je zin in?

Ik heb zin in tapas.

Ik heb zin in een biertje, dus ik ga nu naar een terras.


Waar heb je geen zin in?

Ik heb geen zin in tapas.

Ik heb geen zin in tapas, maar ik heb wel zin in curry.
Text

Slide 18 - Slide

Waar heb je zin in?

Slide 19 - Open question