What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Taal 8.5
Doel van de les.
Je leert nieuwe woorden die passen bij het thema 'toekomst'.
1 / 25
next
Slide 1:
Slide
Taal
Basisschool
Groep 8
This lesson contains
25 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Doel van de les.
Je leert nieuwe woorden die passen bij het thema 'toekomst'.
Slide 1 - Slide
Op welke manieren kunnen we achter de betekenis van een woord komen?
Slide 2 - Slide
Opdracht.
Zoek bij elk woord de juiste betekenis!
Slide 3 - Slide
Het concept.
A
Het plan, de opzet, het voorlopig ontwerp van iets wat je wilt maken.
B
De houding, de stand van je lichaam
C
Met techniek kan alles
D
Hoopvol
Slide 4 - Quiz
Evolueren.
A
Positief denkend, alles van een gunstige kant bekijken
B
De voorspelling. De uitspraak over hoe iets waarschijnlijk zal verlopen
C
Zich geleidelijk ontwikkelen en beter worden.
D
De manier waarop iets in elkaar zit of is opgebouwd.
Slide 5 - Quiz
Nabij.
A
Negatief denkend, sombere verwachtingen hebben
B
Dichtbij in afstand of tijd
C
Niet plat, maar met een lengte, breedte, hoogte of diepte
D
Met techniek kan alles
Slide 6 - Quiz
De prognose.
A
De omstandigheid of medeoorzaak waardoor iets tot stand komt of gebeurt.
B
De manier waarop iets in elkaar zit of is opgebouwd.
C
De voorspelling. De uitspraak over hoe iets waarschijnlijk zal verlopen
D
De vooruitzichten voor de toekomst.
Slide 7 - Quiz
Het toekomstperspectief.
A
Geen haast hebben
B
De vooruitzichten voor de toekomst.
C
De voorspelling. De uitspraak over hoe iets waarschijnlijk zal verlopen
D
Dichtbij in afstand of tijd
Slide 8 - Quiz
De tijd hebben.
A
Geen haast hebben
B
Apparaten die ongeveer in dezelfde tijd gemaakt zijn en hetzelfde kunnen.
C
Van vorm veranderen
D
Zich geleidelijk ontwikkelen en beter worden.
Slide 9 - Quiz
Generatie (bij apparaten).
A
Positief denkend, alles van een gunstige kant bekijken
B
Iets maken, vaak ik een fabriek
C
Een bepaalde uitvoering
D
Apparaten die ongeveer in dezelfde tijd gemaakt zijn en hetzelfde kunnen.
Slide 10 - Quiz
De versie.
A
Niet plat, maar met een lengte, breedte, hoogte of diepte
B
Een bepaalde uitvoering
C
Het plan, de opzet, het voorlopig ontwerp van iets wat je wilt maken.
D
Van vorm veranderen
Slide 11 - Quiz
Pessimistisch.
A
Het moment is geschikt
B
Positief denkend, alles van een gunstige kant bekijken
C
Niet plat, maar met een lengte, breedte, hoogte of diepte
D
Negatief denkend, sombere verwachtingen hebben
Slide 12 - Quiz
Optimistisch.
A
De voorspelling. De uitspraak over hoe iets waarschijnlijk zal verlopen
B
Iets maken, vaak ik een fabriek
C
Positief denkend, alles van een gunstige kant bekijken
D
Negatief denkend, sombere verwachtingen hebben
Slide 13 - Quiz
Praktisch.
A
Hoopvol
B
Handig, doelmatig.
C
Met techniek kan alles
D
Het plan, de opzet, het voorlopig ontwerp van iets wat je wilt maken.
Slide 14 - Quiz
De constructie.
A
De manier waarop iets in elkaar zit of is opgebouwd.
B
Met techniek kan alles
C
De omstandigheid of medeoorzaak waardoor iets tot stand komt of gebeurt
D
Van vorm veranderen
Slide 15 - Quiz
De positie.
A
De houding, de stand van je lichaam.
B
Van vorm veranderen
C
Zich geleidelijk ontwikkelen en beter worden.
D
Positief denkend, alles van een gunstige kant bekijken
Slide 16 - Quiz
Driedimensionaal.
A
Het plan, de opzet, het voorlopig ontwerp van iets wat je wilt maken.
B
Dichtbij in afstand of tijd
C
Niet plat, maar met een lengte, breedte, hoogte of diepte
D
Apparaten die ongeveer in dezelfde tijd gemaakt zijn en hetzelfde kunnen.
Slide 17 - Quiz
Produceren.
A
Geen haast hebben
B
Iets maken, vaak ik een fabriek
C
De omstandigheid of medeoorzaak waardoor iets tot stand komt of gebeurt.
D
Hoopvol
Slide 18 - Quiz
De techniek staat voor niets.
A
Hoopvol
B
Met techniek kan alles
C
Zich geleidelijk ontwikkelen en beter worden.
D
Apparaten die ongeveer in dezelfde tijd gemaakt zijn en hetzelfde kunnen.
Slide 19 - Quiz
Verwachtingsvol.
A
Geen haast hebben
B
Dichtbij in afstand of tijd
C
De vooruitzichten voor de toekomst
D
Hoopvol
Slide 20 - Quiz
Transformeren.
A
Van vorm veranderen
B
De voorspelling. De uitspraak over hoe iets waarschijnlijk zal verlopen
C
Een bepaalde uitvoering
D
Zich geleidelijk ontwikkelen en beter worden.
Slide 21 - Quiz
De tijd is rijp.
A
Geen haast hebben
B
Het moment is geschikt
C
De houding, de stand van je lichaam.
D
Dichtbij in afstand of tijd
Slide 22 - Quiz
De factor.
A
Positief denkend, alles van een gunstige kant bekijken
B
Handig, doelmatig.
C
De manier waarop iets in elkaar zit of is opgebouwd.
D
De omstandigheid of medeoorzaak waardoor iets tot stand komt of gebeurt.
Slide 23 - Quiz
Wat ga je doen?
- Maak opdracht 1 t/m 5 van les 5.
- Klaar? Ga verder aan je weektaak.
- Je hoeft nog niet na te kijken!
timer
1:00
Slide 24 - Slide
Wat betekenen deze woorden?
- Optimistisch.
- Verwachtingsvol.
- Positie.
Slide 25 - Slide
More lessons like this
Excursie: Museum M.
October 2024
- Lesson with
18 slides
by
Kunst is Dichterbij Dan je Denkt (KIDD)
Kunst
Kunstzinnige oriëntatie
Basisschool
Groep 3
Kunst is Dichterbij Dan je Denkt (KIDD)
Toekomst - les 5
October 2021
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Basisschool
Groep 8
Woordraadstrategieën (nog niet gebruikt)
October 2023
- Lesson with
20 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Woordraadstrategieën blz. 18-19
November 2022
- Lesson with
17 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
1HV - woordraadstrategieën les 1
September 2024
- Lesson with
16 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Over Taal blok 3 + 4 - 1BK
November 2022
- Lesson with
16 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1
Na de oorlog
July 2021
- Lesson with
29 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 6
Woordenschat 1.3
March 2023
- Lesson with
21 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1