Les 2A. organiseren van een Event - versie 2

Het organiseren van een activiteit voor een opdrachtgever

 Het idee hebben jullie nu opzoek naar jullie opdrachtgever?

  Wat wil je allemaal weten van de opdrachtgever
1 / 12
next
Slide 1: Slide
Dienstverlening en ProductenMiddelbare schoolvmbo b, k, tLeerjaar 3,4

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Het organiseren van een activiteit voor een opdrachtgever

 Het idee hebben jullie nu opzoek naar jullie opdrachtgever?

  Wat wil je allemaal weten van de opdrachtgever

Slide 1 - Slide

Het organiseren van een activiteit voor een opdrachtgever

Aan het einde van deze week hebben jullie het volgende geleerd; 
• Past activiteit bij de wensen en verwachtingen van de opdrachtgever?
• Past de activiteit bij de doelgroep?
• Past het organiseren van deze activiteit in het “fictieve” budget.
• Kijk of er vergunningen nodig zijn
• Kijken of er subsidie mogelijkheden zijn
• Uitkomsten presenteren aan opdrachtgever.
• Maken van een uitnodiging voor de uit te nodigende gasten

Slide 2 - Slide

Het organiseren van een activiteit voor een opdrachtgever

Heb je een opdrachtgever? Of is de docent jullie opdrachtgever.
Je gaat een "vragengesprek" voeren met je opdrachtgever. maar welke vragen kan/moet je dan eigenlijk stellen? 

Slide 3 - Slide

Contacten en afspraken
Als je een activiteit organiseert doe je dit nooit alleen, maar met andere mensen. Daarnaast doen er allerlei mensen mee aan de activiteit. Al die mensen bij elkaar vormen je contacten.
Omgaan met contacten:
1. je bent vriendelijk en beleefd
2.je komt je afspraken na -> je doet wat je zegt 

Afspraken vastleggen:
1. per tekstbericht: handig en snel; je houdt het bericht kort met de belangrijkste zaken 
2.per email: meer ruimte om te schrijven; beperk je tot een duidelijke boodschap per email
3. telefonisch: je spreekt rustig en vriendelijk, houd de boodschap kort


Slide 4 - Slide

Welke vragen stel ik aan mijn opdrachtgever?

Slide 5 - Mind map

Soorten vragen
open vragen         : beginnen met wie, wat, waar enz
                                      je kunt hier niet met ja of nee op antwoorden 
                                      veel informatie
gesloten vragen : beginnen met een werkwoord
                                      je kunt hier met ja of nee op antwoorden
directe vragen     : je vraag is gericht op je doel
                                      je vraagt precies wat je wilt weten
indirecte vragen : je gaat niet recht op het doel af
                                      je neemt een omweg

Slide 6 - Slide

Stel een "open vraag" over het weer en stel een "gesloten vraag" over het weer

Slide 7 - Open question

Interview met de opdrachtgever
Als je een activiteit organiseert begin je vaak met een interview. Dit is een vraaggesprek om informatie of een mening te krijgen.
persoonlijk interview:
  • met de persoon zelf; vaak bij het bedrijf
  • je krijgt veel informatie 
telefonisch interview:
  • korter dan persoonlijk interview
  • kost minder tijd


Slide 8 - Slide

Lichaamstaal
  • gebaren, houdingen en gezichtsuitdrukkingen die een boodschap doorgeven
  • de taal van je lichaam
  • non-verbaal; je houding, je gebaren enz.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Houd een interview met de opdrachtgever
Ter voorbereiding op jullie eigen interview maken jullie eerst de volgende opdrachten uit het boek. opdrachten 10 (a&b blz 10), 11,16,17, 24&25 

Daarna gaan jullie  je voorbereiden op het interview met de opdrachtgever.
Jullie hebben net geleerd waar je op moet letten tijdens een interview en welke vragen je moet stellen. Als de opdrachtgever de docent is, dan maak je een afspraak om het interview te gaan houden. 
Vergeet dit dus niet te plannen, anders kan je niet verder met de opdrachten!

Slide 11 - Slide

Overtuigen
Als je mensen wilt overtuigen moet je eerst uitleg geven. Er zijn 3 basisregels voor het uitleggen:
1. pas je aan aan het niveau van de mensen aan wie je uitleg geeft
2.bereid je goed voor en zoek zoveel mogelijk informatie over het onderwerp
3.durf uit te leggen
Let op:
1. praat niet te snel
2. kies woorden die je kent en goed kunt uitspreken
3. zorg voor een logische opbouw van je verhaal
4. zorg voor afwisseling
5. spreek verstaanbaar en mompel niet

 

Slide 12 - Slide