les 25 ww-spelling

Welkom allemaal 
Jas uit, tas op de grond
telefoons in 't zakkie 
spullen voor je pakken: laptop, boek, aantekeningenmap, pen/potlood etc.

--> starten met NUMO 
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 12 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Welkom allemaal 
Jas uit, tas op de grond
telefoons in 't zakkie 
spullen voor je pakken: laptop, boek, aantekeningenmap, pen/potlood etc.

--> starten met NUMO 

Slide 1 - Slide

Het programma 
voorkennis activeren 
de lesdoelen 
uitleg les 25
klassikaal opdrachten maken
terugkoppeling lesdoel 

Slide 2 - Slide

persoonsvorm

Slide 3 - Mind map

Leerdoelen
Aan het einde van de les kan ik werkwoorden vervoegen in de tegenwoordige tijd en de verleden tijd. 

Aan het einde van de les kan ik de persoonsvorm vinden in een zin. 

Slide 4 - Slide

Persoonsvorm vinden 
1. vraagzin maken 
2. getal veranderen 
3. tijd veranderen 

Slide 5 - Slide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
  • Ik-vorm 
  • Ik-vorm + t  --> bij 'jij', 'u', 'hij', 'zij' en 'het'
  • Hele werkwoord bij 'wij', 'jullie' en 'zij'

trucje lopen: hij loopt / hij verzendt 

Slide 6 - Slide

Persoonsvorm verleden tijd
  • Zwakke werkwoorden:
    1. -en eraf,
    2. -te/-ten of -de/-den toevoegen
  • Sterke werkwoorden: lopen --> liepen 

Slide 7 - Slide

Persoonsvorm verleden tijd
beloven 
schaatsen 

 

Slide 8 - Slide

Aantekeningen maken 
Persoonsvorm vinden: vraagzin maken, getal en tijd veranderen. 
Persoonsvorm tegenwoordige tijd: trucje lopen 
hij loopt / hij verbrandt

Persoonsvorm verleden tijd: 't kofschip
wij maken: -en, laatste letter is een k
letter k zit in 't kofschip, dus een -t in de verleden tijd
--> wij maakten

Slide 9 - Slide

Schrijf de persoonsvorm op in de
tegenwoordige tijd.
1: Joris ________________ (hebben) kaartjes gemaakt.
2: Danielle ______________ (houden) van lezen.
3: Ik _______________ (vinden) lezen ook leuk.
4: Sara ___________ (meld) zich aan. 
5: Maartje ___________ (vieren) haar verjaardag vandaag.
6. Hij _______________ (fotograferen) een mooi gebouw. 











Slide 10 - Slide

Schrijf de persoonsvorm op in de 
verleden tijd.
1: Maartje ____________ (starten) gisteren met leren.
2: Anouk ____________ (geven) het huiswerk door aan Anke.
3: Elisa _____________ (beloven) veel aan haar moeder.
4: Iris _____________ (schrijven) lange brieven.
5: Hij _____________ (melden) zich aan. 
6. Hij ______________ (fotograferen) een mooi gebouw. 




Slide 11 - Slide

Leerdoelen
Aan het einde van de les kan ik werkwoorden vervoegen in de tegenwoordige tijd en de verleden tijd. 

Aan het einde van de les kan ik de persoonsvorm vinden in een zin. 

Slide 12 - Slide