Hoofdstuk 4.1 1EC1

Hoofdstuk 4.1
Rekenen met procenten
1 / 15
next
Slide 1: Slide
RekenenMBOStudiejaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Hoofdstuk 4.1
Rekenen met procenten

Slide 1 - Slide

Hoe goed denk je te zijn in procenten uitrekenen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

Reken uit: 5% van €1200

Slide 3 - Open question

Reken uit: 0,5% van €200

Slide 4 - Open question

Is 4% van 300 hoger, lager of gelijk aan 8% van 200?
A
Hoger
B
Lager
C
Gelijk

Slide 5 - Quiz

Uitleg procenten
Begrip procent = per honderd
Dus 1% is 1 van de 100
En 30% is 30 van de 100

Slide 6 - Slide

Voorbeeld
4% van 200
1% van 200 = 200 : 100 = 2
4% van 200 = 2 x 4 = 8
4% van 200  = 8

Of 4% van 200 = 200 : 100 x 4 = 8

Slide 7 - Slide

Gestapelde procentberekening
Meerdere procentuele veranderingen achter elkaar?
Je rekent verder met de uitkomst van de vorige procentberekening.

Slide 8 - Slide

Voorbeeld
Er hebben 400 personen deelgenomen aan een enquête.
40% van de personen is jonger dan 18 jaar.  Daarvan is 15% vrouw.

Hoeveel personen van de enquête zijn vrouw, die jonger zijn dan 18 jaar?

Slide 9 - Slide

  1. Wat weten we?
  2. Er zijn 400 deelnemers.
  3. 40% is jonger dan 18 jaar.
  4. Daarvan is 15% vrouw.
40% van 400 = 400 : 100 x 40 = 160 deelnemers zijn jonger dan 18 jaar.

15% van 160 = 160 : 100 x 15 = 24 deelnemers is vrouw en jonger dan 18 jaar.


Slide 10 - Slide

Voorbeeld

Hoeveel personen van de enquête zijn vrouw, die jonger zijn dan 18 jaar?

Het antwoord is dus 24 deelnemers

Slide 11 - Slide

Reken uit: 32% van €550

Slide 12 - Open question

De prijs van een mixer is verhoogd met 12%
De mixer was €119.
Wat betaal je nu voor een mixer?

Slide 13 - Open question

Er hebben 500 personen deelgenomen aan een referendum.
30% heeft voor gestemd waarvan 20% man is.
Hoeveel mannen hebben voor gestemd?

Slide 14 - Open question

Ga verder met de opdrachten van hoofdstuk 4.1

Slide 15 - Slide