Hoofdletters en Leestekens: De Juiste Manier

1 / 22
next
Slide 1: Video
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Slide 1 - Video

This item has no instructions

Hoofdletters en Leestekens: De Juiste Manier

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Leerdoel
Aan het einde van de les kun je hoofdletters en leestekens op de juiste manier gebruiken.

Je gebruikt hoofdletters en leestekens om een tekst beter leesbaar te maken.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Wat weet je al over het gebruik van hoofdletters en leestekens?

Slide 4 - Mind map

This item has no instructions

Wat zijn hoofdletters?
Hoofdletters zijn grote letters die aan het begin van een zin, een eigennaam of een titel worden gebruikt.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Voorbeelden van hoofdletters
Voorbeelden: Jan, Nederland, Maandag, de Eiffeltoren

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Wanneer gebruik je een hoofdletter?
Schrijf een hoofdletter:
* aan het begin van elke zin: Deze herfst staat het bos weer vol met paddenstoelen.

* bij namen: Bjorn, Hoofdstraat, Tilburg, Lowlands, Netflix.
* bij woorden die van namen afgeleid zijn: Haarlemse boekhandel, Wilhelminastichting, Zuid-Hollandse
* bij initialen; J.K.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Wanneer gebruik je een hoofdletter? 2
Let op: 
* sommige achternamen hebben tussenvoegsels (zoals van der of ten). 
* Het eerste tussenvoegsel krijgt een hoofdletter als je geen voornaam of voorletter gebruikt: 
Martine van der Zanden, M. van der Zanden, mevrouw M. van der Zanden 
maar
mevrouw Van der Zanden.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Wanneer gebruik je geen hoofdletter?
Let op: 
dagen (vrijdag), 
maanden (juli), 
seizoenen (herfst) en 
windstreken (zuidwest) 
schrijf je met een kleine letter.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Quiz: Hoofdletters
Geef aan of de volgende zinnen goed of fout zijn: 
ik woon in nederland
weet jij of de eerste dag van de week maandag is
gisteren is meneer van Zanten naast ons komen wonen

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Leestekens
Leestekens zijn tekens die worden gebruikt om de betekenis en structuur van een zin te verduidelijken.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Punt
De punt wordt gebruikt aan het einde van een zin.

Ik eet geen vlees.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Komma
De komma wordt gebruikt om zinsdelen te scheiden of een pauze aan te geven.

Omdat mijn moeder niet thuis is, ga ik naar mijn vriendin.

Ik lust; bietjes, rode kool, spruitjes en witlof.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Vraagteken
Het vraagteken wordt gebruikt aan het einde van een vraag.

Ken je het verhaal van Reinaert de Vos?

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Uitroepteken
Het uitroepteken wordt gebruikt om uitroepen of sterke gevoelens uit te drukken.

Wat een goed idee!

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Quiz: Leestekens
Geef aan welk leesteken ontbreekt in de volgende zin: 
Wat een mooie dag
Hoe heet je
We hebben goede cijfers gehaald omdat we goed geleerd hebben

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Oefening: Hoofdletters en Leestekens
Schrijf twee zinnen waarin je hoofdletters en leestekens op de juiste manier gebruikt.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Bespreken van de oefening
Enkele leerlingen lezen hun zinnen voor en we bespreken samen of ze de hoofdletters en leestekens correct hebben gebruikt.

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Samenvatting
Hoofdletters en leestekens zijn belangrijk om tekst duidelijk en begrijpelijk te maken. Gebruik ze op de juiste manier volgens de regels.

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Evaluatie
Geef een cijfer aan jezelf op basis van hoe goed je de regels voor hoofdletters en leestekens begrijpt en kunt toepassen.

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 21 - Open question

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 22 - Open question

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.