quiz Recovery

zorgvrager is op het hoofd gevallen.
Symptomen zijn: misselijkheid, hoofdpijn, bewustzijnsverlies, heldervocht uit de oren en een brilhematoom
Voor welk van de onderstaande ziektebeelden heb je hier een alarmsymptoom?
A
schedelfractuur dak
B
commotio cerebri
C
contusio cerebri
D
schedelbasisfractuur
1 / 56
next
Slide 1: Quiz
RecoveryBeroepsopleiding

This lesson contains 56 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

zorgvrager is op het hoofd gevallen.
Symptomen zijn: misselijkheid, hoofdpijn, bewustzijnsverlies, heldervocht uit de oren en een brilhematoom
Voor welk van de onderstaande ziektebeelden heb je hier een alarmsymptoom?
A
schedelfractuur dak
B
commotio cerebri
C
contusio cerebri
D
schedelbasisfractuur

Slide 1 - Quiz

This item has no instructions

Als iemand na een hersenbloeding een verlamming heeft aan zijn rechter arm, dan zat de bloeding..
A
In de linker hersenhelft
B
In de rechter hersenhelft

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

Acute behandeling van een hersenbloeding bestaat uit het geven van bloedverdunners.
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel hersenvliezen bevatten de hersenen?
A
2
B
5
C
1
D
3

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de functie van de hersenvliezen en het hersenvocht
A
Ze houden de hersenen zacht
B
Ze zijn een soort schokdemper voor je hersenen
C
Ze geven signalen door aan de hersenen
D
Ze zorgen ervoor dat je overeind kan blijven staan.

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Waarom hebben ouderen meer kans op een subduraal hematoom?
Meerdere antwoorden mogelijk.
A
Bloedvaten worden zwakker en gevoeliger.
B
Hersenen kunnen sneller gaan bloeden door stollingsproblemen.
C
Krimpen van hersenen, en daardoor meer druk op de vaten.
D
Hersenvliezen worden poreuzer bij het ouder worden.

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

In welke volgorde kom je je hersenvliezen tegen van buiten naar binnen?
A
zacht hersenvlies - hard hersenvlies - spinnenwebvlies
B
Spinnenwebvlies - hard hersenvlies
C
Spinnenwebvlies - hard hersenvlies - zacht hersenvlies
D
Hard hersenvlies - spinnenwebvlies - zacht hersenvlies

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Het ruggenmerg wordt omgeven door hersenvliezen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Hersenvliesontsteking
We hebben3 hersenvliezen. Welke hoort er niet bij?
A
Harde hersenvlies
B
zachte hersenvlies
C
grote hersenvlies
D
spinnenwebvlies

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

waar zit een subdurale bloeding?
A
boven het harde hersenvlies
B
onder het zachte hersenvlies
C
onder het harde hersenvlies
D
naast de hersenvliezen

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

een TURP is een ingreep aan de
A
Blaas
B
Ureter
C
Prostaat
D
Hoefijzernier

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Wat gebeurt er bij een TURP operatie?
A
Prostaat verkleinen dmv medicijnen
B
Via plasbuis stukje prostaat verwijderen
C
Via buikwand de gehele prostaat verwijderen
D
Via het perineum met een naald radioactief materiaal in de prostaat inbrengen

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Een total spinal word als eerst behandeld met?
A
Uitzetten van de pomp
B
Luchtweg management
C
Algehele narcose
D
Controles bewaken

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Oorzaken van een uterus prolaps
A
Zwangerschap
B
Menopauze
C
Obstipatie
D
COPD

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Waarom bepaal je de stand van de uterus
A
Om een fluxus te voorkomen?
B
Om te checken of de blaas vol is
C
Om te checken of de baarmoeder goed zakt en contraheert
D
Om te checken of iemand meer moet drinken

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Wat is uterus atonie?
A
Slapte van de uterus
B
Ontsteking van de uterus

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Een sectio behoort tot de middelzware buikoperaties en is daarmee een gemakkelijke bevalling.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Een myoom is een benigne tumor in het spierweefsel in de uterus
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Hoe herken je een heup fractuur?
A
het been is naar binnen of naar buiten gedraaid
B
been van de gebroken heup is dikker
C
het been met de gebroken heup lijkt verkort
D
de heup kan maar op één plek gebroken zijn

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Yara, 30 jaar, is 4 dagen geleden bevallen middels sectio van haar 1e kind. De sectio verliep ongecompliceerd. Ze is vandaag echter niet fit en er wordt een temperatuur gemeten van 38,5. Haar tensie is 120/70 mmHg, de pols 96/min. Ze heeft pijnstilling nodig i.v.m. pijn in haar buik, het litteken ziet er wel rustig uit. De uterus involueert zoals verwacht. De lochia is bruin/gelig en riekt. Mw. voelt zich ziek. Als je de overige klachten uitvraagt vind je behalve productief hoesten geen overige opvallendheden. Wat staat bovenaan je DD?
A
Wondinfectie
B
Endometritis
C
Pneumonie

Slide 20 - Quiz

Voor A pleit: pijn litteken. Tegen: litteken oogt rustig, hoogte van de koorts (tenzij het gaat om een dieper gelegen infectie of abces).
Voor B pleit: koorts, tachycardie, dag 4 postpartum. Tegen B pleit: geen drukpijn uterus maar meer rond litteken, involutie normaal en lochia normaal.
Voor C pleit: koorts, tachycardie, post sectio, pijn litteken waardoor hoesten zeer waarschijnlijk pijnlijk is en ze mogelijk minder diep hoest, hoesten.

Wat voor soort fractuur is dit?
A
Enkelvoudig fractuur
B
Meervoudig fractuur
C
Open fractuur
D
Gesloten fractuur

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Wat voor fractuur is dit?
A
Open fractuur
B
Gesloten fractuur
C
Enkelvoudig fractuur
D
Meervoudig fractuur

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

zygoma
A
oogkas
B
jukbeen
C
schedel
D
kaakkopje

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Open fractuur
A
Een botbreuk met open verbinding met lucht
B
Een botbreuk die geopereerd moet worden
C
Uit de kom
D
Een open wond

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een kenmerk van een open fractuur?


A
Het bot steekt uit het weefsel
B
Het weefsel is intact gebleven.
C
Het weefsel is licht beschadigd.

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een pathologische fractuur?
A
huid is hierbij intact
B
door een ziekte/spontaan
C
door stress op het bot
D
bot is zichtbaar

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Impressie fractuur=
A
Schedelbreuk
B
Heupbreuk

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Bot nummer 5 is..
A
Scapula
B
Sternum
C
Clavicula
D
Mandibula

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Waarin verschilt een spanningspneumothorax van een pneumothorax?
A
Bij een spanningspneumothorax hoopt zich ook bloed op
B
Bij een spanningspneumothorax speelt psychische stress een rol.
C
Bij een spanningspneumothorax kan er geen lucht ontsnappen.
D
Bij een spanningspneumothorax werkt een drain averechts.

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Hoe noemen wij het botstuk wat rood gekleurd is?
A
os nasale
B
maxilla
C
mandibula
D
os nasale

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

wat betekent orbita?
A
hand
B
oogkas
C
voet
D
rib

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Mandibula
A
Bovenkaak
B
Onderkaak
C
Bovenbeen
D
Onderbeen

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

oogkas
A
zygoma
B
orbita
C
maxilla
D
sinus

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

De meest optimale positie van een zwangere ten tijde van een reanimatie is:
A
Left lateral tilt
B
Rugligging
C
Trendelenburg

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Wat gebeurt er met de druk in de pleuraholte bij een spanningspneumothorax?
A
Deze wordt hoger
B
Deze wordt lager
C
Deze blijft hetzelfde
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

De os clavicula is:
A
Het schouderblad
B
Het bovenbeen
C
Het sleutelbeen
D
De ruggengraat

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

Bij reanimatie geef je:
A
30 borstcompressies en 5 beademingen
B
30 borstcompressies en 2 beademingen
C
25 borstcompressies en 2 beademingen
D
alleen borstcompressies

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

De arterie radialis vind je in
A
de bovenarm
B
het onderbeen
C
het brein
D
de onderarm

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

Wat zijn symptomen van nierstenen?
A
Bloed in de urine
B
Pijn op de borst
C
Bewegingsdrang
D
Bradycardie

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions

Lochia is ...
A
kraamzuivering, nabloeden tot ca 6 weken
B
baarmoederontsteking
C
blaasontsteking gerelateerd aan de bevalling
D
luchtweginfectie

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions

Het doel van bloedleegte is
A
Beter zich op operatiegebied
B
Wondinfecties voorkomen
C
Voorkomen van een nabloeding

Slide 41 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een hernia?
A
Een uitpuilende zenuw die op een wervel drukt.
B
Een uitpuilende wervel die op een zenuw drukt.
C
Een uitpuilende kraakbeenschijf die op een zenuw drukt

Slide 42 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een complicatie die kan voorkomen na de operatie? Er zijn meerdere antwoorden goed.
A
Infectie
B
Nabloeding
C
Koorts
D
Ontsteking van de wond

Slide 43 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een fluxus?
A
Niet vorderende uitdrijving
B
Een nabloeding
C
Loslaten van de placenta
D
Onverwachte stuitbevalling

Slide 44 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een Hernia diafragmica?
A
middengatbreuk
B
nekwervelblokkade
C
slokdarmbreuk
D
middenrifbreuk

Slide 45 - Quiz

This item has no instructions

Welke mogelijke complicaties bestaan er bij een reconstructie met DIEP-flap methode?
A
(deels) verlies lap, hevige pijn, wondproblemen
B
trombose, wondproblemen, hernia umbilicalis
C
trombose, (deels) verlies lap, wondproblemen
D
hevige pijn, hernia umbilicalis, trombose

Slide 46 - Quiz

This item has no instructions

Waar staat AAAA voor
A
acuut aneurysma aorta abdominalis
B
aorta abdominalis aneurysma
C
acuut abdominalis aorta aneurysma
D
ik heb werkelijk geen idee

Slide 47 - Quiz

This item has no instructions

Waar staat de letter D voor in ABCDE methodiek?
A
Don't ever forget glucose
B
Delier
C
Disabilities
D
DOS score

Slide 48 - Quiz

This item has no instructions

ABCDE methodiek:
Waar kijk je naar bij de C?
A
Ademhaling, ademarbeid
B
Verlaagd bewustzijn, inspectie mondholte
C
Uitwendig bloedverlies, huidskleur
D
Huidafwijkingen, pupilcontrole

Slide 49 - Quiz

This item has no instructions

Waar in de ABCDE methodiek hoort koorts?
A
A
B
D
C
B
D
E

Slide 50 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de betekenis van de 'abcd methodiek'?
A
Een methode voor het leren van bereiden van medicatie.
B
Een methode voor het opbouwen van de hotline
C
Een methode voor probleemanalyse en besluitvorming.
D
Een methode voor het maken van taart.

Slide 51 - Quiz

This item has no instructions

Welke actie moet als eerste worden ondernomen bij abcde trauma?
A
Controleer de bloeddruk
B
Controleer het bewustzijn
C
Start met reanimatie
D
Neem een bloedmonster

Slide 52 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de juiste volgorde van de abcde-traumabeoordeling?
A
Circulatie, Ademhaling, Bewustzijn, Disability, Exposure
B
Ademhaling, Bewustzijn, Circulatie, Disability, Exposure
C
Bewustzijn, Ademhaling, Circulatie, Disability, Exposure
D
Exposure, Disability, Circulatie, Ademhaling, Bewustzijn

Slide 53 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de betekenis van de 'a' in de abcde-trauma-beoordeling?
A
Levensbedreiging
B
Bewustzijn
C
Bloeding
D
Luchtweg

Slide 54 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de meest voorkomende oorzaak van abcde trauma?
A
Verkeersongevallen
B
Valpartijen
C
Steekpartijen
D
Sportblessures

Slide 55 - Quiz

This item has no instructions

Bij een sectio caesarea controleer je de uterus
A
voorzichting rondom het sectio litteken
B
voel je de uterus niet dat is te pijnlijk
C
wordt gedaan door de dokter
D
Laat je de kraamvrouw dit zelf doen

Slide 56 - Quiz

This item has no instructions