lj 1/2 Het werkwoord être en avoir (zijn en hebben)

Wat is être?
A
Zijn
B
Hebben en zijn
C
Hebben
D
Zijn en hebben
1 / 23
next
Slide 1: Quiz
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1,2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Wat is être?
A
Zijn
B
Hebben en zijn
C
Hebben
D
Zijn en hebben

Slide 1 - Quiz

Wat is avoir ?
A
Zijn en hebben
B
Hebben
C
Zijn
D
Hebben en zijn

Slide 2 - Quiz

Wat betekent: Ik heb ?
A
Tu
B
Elle a
C
J'ai
D
Vous avez

Slide 3 - Quiz

Wat betekent: Hij heeft?
A
Il a
B
On a
C
Elle a
D
Nous avons

Slide 4 - Quiz

Wat betekent: wij hebben ?
A
Tu as
B
Vous avez
C
Ils ont
D
Nous avons

Slide 5 - Quiz

Wat betekent: jij hebt ?
A
Elle a
B
Ils ont
C
Tu as
D
J'ai

Slide 6 - Quiz

Wat betekent: jullie hebben ?
A
Vous avez
B
Elles ont
C
Ils ont
D
Elle a

Slide 7 - Quiz

Wat betekent: je suis ?
A
Jij bent
B
Ik ben
C
Jij hebt
D
Ik heb

Slide 8 - Quiz

Wat betekent: jij bent ?
A
Tu es
B
Il est
C
Tu as
D
Il a

Slide 9 - Quiz

Wat betekent: nous sommes ?
A
Wij hebben
B
Wij zijn
C
Zijn zijn
D
Zij hebben

Slide 10 - Quiz

Tip het antwoord van:
jij hebt

Slide 11 - Open question

Tip het antwoord van:
wij hebben

Slide 12 - Open question

Tip het antwoord van:
ik heb

Slide 13 - Open question

Tip het antwoord van:
jullie hebben

Slide 14 - Open question

Tip het antwoord van:
jij bent

Slide 15 - Open question

Tip het antwoord van:
hij is

Slide 16 - Open question

Tip het antwoord van:
ik ben

Slide 17 - Open question

Hoe zeg jij:
ik ben 12 jaar oud en ik een broer?

Slide 18 - Open question

Hoe zeg jij:
Ik heb een zus en ik ben de broer

Slide 19 - Open question

Hoe zeg jij:
ik heb een broer. Hij is 11 jaar oud

Slide 20 - Open question

Hoe zeg jij:
Zij is Anita. Zij is 14 jaar oud

Slide 21 - Open question

Hoe zeg jij:
Hij is Alex. Hij heeft een broer

Slide 22 - Open question

Hoe zeg jij:
Wij zijn 13 en 14 jaar. Wij hebben twee zussen

Slide 23 - Open question