21-1-21 spelling

• Spelling
• Basisschool
• Groep 8

Tremawoorden

dictee

dictee

dictee

dictee

dictee

dictee

nakijken

essentiële

het object

het zonnestelsel

Hij heeft door de ruimte gezweefd. 

Ik stuur je vandaag informatie over de expositie. 

De wetenschapper laat ons als verrassing platen over de cyclus van de maan zien.

essentiële
e

1. korte klank haal er eentje weg
2. lange klank haal er eentje weg
3. lange klank dubbel s
4. korte klank dubbel s

essentiële
sen

1. laatste klank medeklinker
2. laatste klank klinker

essentiële

1. themawoord
2. theewoord
3. tremawoord
4. telwoord

Welke categorieën?
het object

het zonnestelsel

1. samenstelling
2. samenvoeging
3. samenloping
4. samenzegging

Hij heeft door de ruimte gezweefd.
gezweefd is een

1. voltooid tegenwoordige tijd
2. voltooid verleden tijd
3. voltooid keerwoord
4. voltooid deelwoord

Ik stuur je vandaag informatie over de expositie.
stuur

1. persoonsvorm
2. onderwerp
3. lijdend voorwerp
4. bepaling van tijd

Ik stuur je vandaag informatie over de expositie.
onderwerp

1. stuur
2. ik
3. informatie over de expositie
4. vandaag

Ik stuur je vandaag informatie over de expositie.
informatie over de expositie

1. persoonsvorm
2. onderwerp
3. lijdend voorwerp
4. bepaling van tijd

Ik stuur je vandaag informatie over de expositie.
meewerkend voorwerp

1. stuur
2. ik
3. je
4. vandaag

Ik stuur je vandaag informatie over de expositie.
bepaling van tijd

1. stuur
2. ik
3. je
4. vandaag

De wetenschapper laat ons als verrassing platen over de cyclus van de maan zien.
Wat is de persoonsvorm?

De wetenschapper laat ons als verrassing platen over de cyclus van de maan zien.
Wat is het werkwoordelijk gezegde?

De wetenschapper laat ons als verrassing platen over de cyclus van de maan zien.
De wetenschapper is ?

De wetenschapper laat ons als verrassing platen over de cyclus van de maan zien.
Wat is het lijdend voorwerp?

De wetenschapper laat ons als verrassing platen over de cyclus van de maan zien.
Wat is het meewerkend voorwerp?

Lesdoel

Aan het eind van de les kan je het meewerkend voorwerp vinden in de zin.

Hoe vind je het meewerkend voorwerp?

voor/aan wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp.

Lieke zingt vanmiddag in de woonkamer een liedje voor haar oma. 

Maandag hebben wij hem thuis het nieuws gemeld.
persoonsvorm:
onderwerp:
werkwoordelijk gezegde:
lijdend voorwerp:
meewerkend voorwerp:

Aan de slag

blz 14 in je werkboek

spelling sofware