This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 80 min
Items in this lesson
WELKOM!
Laptop/Chromebook voor LessonUp
LessonUp.app - daarna code (linksonderin)
Slide 1 - Slide
Planning
Herhalen par. 3.1 t/m 3.3
Bespreken 3.4 en 3.5
Werken aan GIS
Slide 2 - Slide
Hoe luidt de volledige wet van Buys Ballot?
Slide 3 - Open question
Gebruik atlaskaart 244. In het zuidelijk deel van Afrika valt aan de oostkust meer neerslag dan aan de westkust. Wat is de oorzaak van dit verschil?
Slide 4 - Open question
Gebruik atlaskaart 244 Noteer onder elkaar op je antwoordblad de steden Alicante, Hongkong, Auckland en Göteborg. Schrijf achter elke stad de letter van de bijbehorende klimaatgrafiek.
Slide 5 - Open question
Gebruik atlaskaart 181A en 181B Bij de evenaar valt in Afrika veel meer neerslag dan bij de Kreeftskeerkring en de Steenbokskeerkring. Leg het ontstaan van dit verschil in neerslag uit aan de hand van de overheersende luchtdruk bij de evenaar en de overheersende luchtdruk bij de keerkringen (oorzaak-gevolgrelatie!)
Slide 6 - Open question
Een belangrijke schakel in de mondiale luchtstromen vormen de hogedrukgebieden op 30 graden noorder- en zuiderbreedte. Leg uit waarom er rond de 30 graden noorder- en zuiderbreedte hogedrukgebieden liggen. Je uitleg moet een oorzaak-gevolgrelatie bevatten.
Slide 7 - Open question
Leerdoelen
Je kunt de 6 landschapszones benoemen.
Je kunt de kenmerken (klimaat, vegetatie, landbouwmogelijkheden) van de tropische en aride, subtropische, gematigde, boreale en polaire landschapszones benoemen.
Je kunt de verdeling van de landschapszones op aarde verklaren aan de hand van de klimaatfactoren
Je begrijpt dat landschappen zeer divers zijn, dat verschillen binnen landschapszones groot kunnen zijn en dat grenzen tussen landschapszones geleidelijke overgangen zijn.
Je kunt aan de hand van kaarten (GIS en Grote Bosatlas) het verband uitleggen tussen klimaatgebieden, landschapszones en vegetatiezones van de 6 gebieden/landschapszones.
Slide 8 - Slide
Landschapszones
Gebieden waar bepaalde bodems en vegetatietypes domineren. Natuurlijk spelen de klimaten een belangrijke rol in het voorkomen van bepaalde vegetatiesoorten
Slide 9 - Slide
Tropische zone
Tropisch regenwoud
Etages (hoogteverschillen in begroeiing)
Hele jaar door groen - warm en vochtig
Onvruchtbare bodems
Savanne
Afwisseling bomen, struiken en grassen. Minder dicht begroeid
Droge periode - verschuiving ITCZ
Slide 10 - Slide
Savannes liggen in het algemeen tussen de keerkringen. Leg dit uit met de jaarlijkse verschuiving van luchtdrukgebieden. Je uitleg moet een oorzaak-gevolgrelatie bevatten.
Slide 11 - Open question
Aride zone
Steppe
Graslandschap
Kort regenseizoen - verschuiving ITCZ
Woestijn
Kaal landschap - zandwoestijnen is maar een klein percentage
Gevolg van droogte (verschillend per locatie)
Waarom droog?
Hogedruk
Grote afstand tot de zee
Lijzijde van gebergte
Aflandige wind
Koude zeestroom
Slide 12 - Slide
1. Geef eerst het verschil tussen een steppe en savannelandschap. 2. Geef daarna aan waarom steppes vaker verder van de evenaar te vinden zijn dan savannes.
Loofbossen (afhankelijk locatie: grassteppe en naaldbossen)
Slide 15 - Slide
Welke landschapszone zie je op deze foto?
A
Tropische zone
B
Aride zone
C
Gematigde zone
D
Subtropische zone
Slide 16 - Quiz
Tot welke landschapszone behoort de savanne?
A
Gematigde
B
Aride
C
Tropisch
D
Subtropisch
Slide 17 - Quiz
Wat is een kenmerk van de gematigde zone?
A
redelijke onvruchtbare grond
B
Loofbomen die blad verliezen
C
gemiddelde temperaturen onder 10 graden
D
Loofbomen die geen blad verlizen
Slide 18 - Quiz
Boreale zone
Taiga
Passend bij de D-klimaten
Taiga - naaldbossen
Nauwelijks aanwezig op zuidelijk halfrond
Slide 19 - Slide
Polaire zone
Toendra
Passend bij de E-klimaten, maar ook in gebergten
Toendra - mossen en grassen
Permafrost
Slide 20 - Slide
Polaire zone
Boreale zone
Gematigde zone
Subtropische zone
Aride zone
Tropische zone
Deze landschapszone is het gebied tussen de keerkringen.
In deze zone valt zo weinig neerslag en is de verdamping zo hoog dat er geen vegetatie kan groeien.
Het is er iets koeler dan in de tropische zone. Er komt mediterrane plantengroei voor met altijd groene naaldbomen en bladverliezende loofbomen.
Er heerst een vochtig klimaat. Het wordt er niet ijskoud, en ook niet heel warm. Er groeien naaldbomen, bladverliezende loofbomen en er komen steppen (prairies) voor.
Er komen taiga’s met homogeen bos voor en toendra’s. In toendra’s ontdooit alleen de bovenlaag van de bodem in de zomer en er groeien geen bomen.
Landschapszone waar het nooit warmer dan 10 °C wordt. Het is er te koud voor bomen; er groeien alleen struikachtige planten.
Slide 21 - Drag question
Zet de afbeelding van de juiste landschapszone bij de juiste plek op de wereld.
Let op:
1 afbeelding
blijft over.
Slide 22 - Drag question
Polaire zone
Boreale zone
Gematigde zone
Subtropische zone
Aride Zone
Tropische zone
Sleep de landschapszones naar het juiste gebied
Slide 23 - Drag question
Aan de slag!
Werk verder aan GIS
Laat het e.e.a. al aan de docent zien voor feedback.